Praatjes

Elke week een praatje van Roon.

Moderne kunst

Er was veel ophef over de aankoop van het schilderij Victory Boogie Woogie van Piet Mondriaan. Minister Gerrit Zalm moest in de Tweede Kamer maar eens uitleggen waarom er tachtig miljoen gulden werd uitgegeven aan een schilderij dat nog niet eens af was. Er waren verdorie nog wel andere zaken waar we ons gemeenschapsgeld aan uit konden geven. Het schilderij kwam te hangen in het Haags Gemeentemuseum en werd in augustus 1998 feestelijk onthuld door Koningin Beatrix. Op het Achtuurjournaal zag ik de koningin met minister Gerrit Zalm en nog een klupje hoogwaardigheidsbekleders gebiologeerd naar het schilderij turen.

Afgelopen donderdag hoorde ik op de autoradio staatssecretaris Gunay Uslu vertellen over het zojuist door haar onthulde schilderij Peinture-poème van de Spaanse schilder Miró. Het schilderij werd voor acht miljoen euro gekocht door museum Boijmans van Beuningen. Een koopje volgens directeur Sjarel Ex. Het museum is bezig met een verbouwing waarvoor eigenlijk geen geld is. Tot 2029 zijn de deuren in ieder geval gesloten, maar je kunt op je vingers natellen dat er nog wel een paar jaartjes bij komen. Het bijzondere schilderij zal daarom een plekje krijgen in het depot. Maar eerlijk is eerlijk, het is wel een mooi depot. De staatssecretaris had haar huiswerk goed gedaan. Toen de verslaggever aan haar vroeg wat ze van het schilderij vond, vertelde ze enthousiast over de bijzondere bruine kleur en de cirkels van stippen. Door de rood-oranje bol werd ze als het ware het schilderij ingezogen. De volgende dag zag ik het schilderij in de krant. Ik heb geen verstand van kunst. Ik heb er niet voor doorgeleerd. Dat is waarschijnlijk de reden dat ik, net als in 1998, ook nu weer moest denken aan het sprookje van Hans Christiaan Andersen, De nieuwe kleren van de keizer.

Peinture-poème, Miró

Geduld

Hij zit op een steen rustig naar het water te koekeloeren. Of is het een zij? Het is mij niet helemaal duidelijk. Ik ben geen kenner. Voor het gemak ga ik er maar vanuit dat het een mannetje is. Mijn vrouw en ik zitten in de schaduw van een parasol aan het ontbijt. Het leven op Curaçao is zo slecht nog niet. We kijken uit over de zee, net als de pelikaan die vlak voor ons zit. Hij is waarschijnlijk ook bezig met zijn ontbijt. De pelikaan is niet echt een mooie vogel. Hij is grof, grijs en grauw. Maar bij ons in het koude kikkerlandje heb je geen pelikanen en daarom vind ik hem wel interessant. In de lucht maakt hij indruk met zijn grote machtige vleugels en zijn typische snavel is natuurlijk bijzonder. Ik besluit mijn telefoon in de aanslag te houden voor een mooie foto. Op het moment dat hij gaat vliegen zal ik afdrukken. Als natuurfotograaf moet je geduld hebben. Ik zoek een goede positie en concentreer mij op de vogel. Het duurt lang. Hij kent geen stress, hij heeft geen haast. Logisch hij heeft de rest van de dag niets om handen. Over het algemeen hebben dieren en pelikanen in het bijzonder niet zo veel te doen. Ze hoeven zich niet druk te maken over een energiecontract, hypotheek of carrière. Van een agenda hebben ze nog nooit gehoord. Het enige doel in het leven is zorgen voor nageslacht. Als mannetje scoor je één keer per jaar een leuk vrouwtje, je neukt wat en als het echt moet, dan help je een beetje met het voeden van het kroost. Verder hoef je je nergens druk over te maken. Je kunt rustig in het zonnetje op een steen gaan zitten wachten totdat er een lekker visje voorbij komt. En als het visje niet komt, vlieg je op en ga je een stukje verder zitten. Ik druk af. Net te laat. Natuurfotografie blijkt niet aan mij besteed. Ik heb er het geduld niet voor. Mijn koffie wordt koud en ik heb nog meer te doen.

Ongemak

Een weekje werken op Curaçao is geen straf. Zeker niet als je vrouw ook mee mag en je na het werk dus samen heerlijk een terrasje kunt pikken. Niets te klagen, zou je denken. Mis.

De twee mannen in de vertrekhal vallen op. Ze gaan duidelijk niet op zakenreis. Trainingsbroek en badslippers. Vlak voordat we mogen instappen komt één van de twee nog vrolijk aangestiefeld met twee grote glazen bier waar de helft overheen klotst. Als we na een klein uurtje allemaal zijn ingestapt, heet de gezagvoerder ons welkom en meldt dat we enig oponthoud hebben. Er zijn twee heren geweigerd, omdat ze in kennelijke staat waren. De koffers van de twee moeten weer uit het ruim. Dat blijkt makkelijker gezegd dan gedaan in een tijd met personeelstekort bij de bagage-afhandeling. Na een uur wachten in een vol vliegtuig taxiën we dan toch naar de Kaagbaan. Mijn vrouw en ik zijn gescheiden door een gangpad. Naast mij zit een dikke man. Naast mijn vrouw eveneens een fors type die de hele reis wijdbeens zit, waardoor het knietje vrijen bijkans onvermijdelijk is. Dikke mensen in te krappe stoelen geven ongemak. De arm van de man naast mij steekt ver over onze gemeenschappelijke stoelleuning. Maar ja, zeg er maar eens wat van. Halverwege de reis gaat de leuning omhoog, waardoor mijn zitcomfort alleen maar minder wordt. Als het lampje “stoelriemen vast” uit gaat, lijkt dit het startsein voor het piesen en poepen. Gedurende de hele vlucht staat er een rijtje voor de WC. Eén keer sluit ik aan voor een plasje. De grote boodschap bewaar ik voor later, wat uiteindelijk niet goed blijkt voor mijn algehele welbevinden. Tijdens zo’n lange reis wordt er ook een warme maaltijd geserveerd. Aardappeltjes met groente en kip of een vegetarische pasta. “Doe mij maar de kip.” Als ik het plastic van het bakje aftrek liggen daar vier brokjes gepaneerde kip, een hoopje slappe gebakken aardappelschijfjes en twee stronkjes snotterige broccoli. Hiermee vergeleken valt een Big Mac in de categorie haute cuisine. Met een houten reet en een duffe kop zetten we, na ruim tien uur, voet op Curaçaose bodem. Je zult mij niet horen klagen.

Knight Area

Het zal een jaar of drie geleden zijn. Een goede vriend vroeg of ik zin had om mee te gaan naar een concert in de Kroepoekfabriek. De Kroepoekfabriek is de naam van het poppodium in Vlaardingen. Je hebt van die zaaltjes waar bandjes optreden en je hebt hele kleine zaaltjes waar bandjes optreden. De Kroepoekfabriek behoort tot die laatste categorie. “Knight Area treedt daar op en een kaartje kost maar elf euro.” “Knight Area? Nog nooit van gehoord, maar als jij het goede muziek vindt, dan denk ik dat ik het ook wel kan waarderen. Ik ga mee.” Het concert werd vier keer uitgesteld, u weet wel waarom. Het gaf mij de gelegenheid om Spotify te raadplegen. De band blijkt muziek te maken in het genre progressieve rock en dus kwamen er twee albums in mijn Spotify bibliotheek bij. Ik houd ervan. Afgelopen vrijdag was het dan eindelijk zover.

Het is warm in het kleine zaaltje en de bar op het balkon blijft vanavond gesloten, wordt ons bij binnenkomst medegedeeld. Dat snap ik, er zijn te weinig bezoekers. Het bier aan de bar beneden blijkt ook prima te smaken. Het kost ons vervolgens geen enkele moeite om een plek te vinden met goed zicht op het podium. Om half tien beginnen de mannen van Knight Area te spelen. De bassist, Peter Vink, blijkt nog bij Q65 gespeeld te hebben. Op zijn drieënzeventigste plukt hij nog als een jonge god aan de snaren van zijn basgitaar. Ook de andere bandleden overtreffen mijn verwachtingen. Wat een fantastische band! Eenmaal buiten loop ik nog na te gloeien en vraag mij af waarom zo’n band in Vlaardingen moet optreden in een veel te klein zaaltje dat niet uitverkocht is. Ik ben blij dat de mannen van Knight Area de moeite hebben genomen om naar mijn stad af te reizen, maar ze verdienen beter. Kijk en luister: https://www.youtube.com/watch?v=eLIdiauRjBU

U zult het met mij eens zijn.

Diana

Het is vijfentwintig jaar geleden dat Prinses Diana zo tragisch om het leven kwam. Aanleiding voor de media om eens flink uit te pakken. Over de doden niets dan goeds. Daar dacht mijn broer Dick duidelijk anders over. Voordat hijzelf achttien jaar geleden ook overleed, schreef Dick een column over de Royals. Hij haalde er de krant niet mee en dat is jammer. Daarom hier nog maar een keer. Ga er goed voor zitten:

Leve het Britse koningshuis!

“Waarom is de gewone man zo gek op de monarchie? Als u het weet, mag u het zeggen. Ik weet het niet.

In Australië schaarde nog niet zo lang geleden een meerderheid van de bevolking zich tijdens een referendum achter het voorstel om de Britse koningin Elizabeth als hun staatshoofd te handhaven.

Hallo, bent u daar nog? Australië! Een door en door fatsoenlijk land aan het andere eind van de wereld met een keurige, goed opgeleide bevolking bestaande uit gematigde, weldenkende, democratisch gezinde mensen. Stemt voor een koningin van een ander land die haar paleizen ruim 20.000 kilometer verderop heeft staan. Dan moet de behoefte aan een monarchie wel heel erg groot zijn.

Waarom?

De Australiërs vormen geen uitzondering. Overal ter wereld kan de monarchie zich verheugen in een merkwaardige populariteit onder het gewone volk. Hou maar eens een enquête in Nederland, Spanje, Denemarken, Noorwegen of Zweden of noem maar een willekeurig ander land met een koningshuis en u zult zien: een grote meerderheid is voor handhaving van de monarchie. Je kunt een kolonie nog zo uitbuiten en leegplunderen, eenmaal onafhankelijk haatten zij het moederland, maar blijven zij gek op hun  voormalige vorsten.  En in de landen die het door omstandigheden zonder koningshuis moeten stellen, zoals Amerika, zouden ze bij wijze van spreken , als dat mogelijk was, vandaag nog met de monarchie willen beginnen. Nergens was Prinses Diana zo populair als in Amerika.

Het merkwaardige is dat het al eeuwenlang ook niets uitmaakt hoe de koninklijke hoogheden zich gedragen. Eerder lijkt het zo te zijn dat koninklijk wangedrag hen alleen maar populairder maakt. Hoe gekker hoe beter, lijkt het soms wel. En als het op wangedrag aankomt ben je bij de diverse vorstenhuizen aan het juiste adres. Die hebben op dat punt een traditie hoog te houden.

De tragikomedie rond het korte, maar boeiende leven van prinses Diana was daarvan een uiterst gave illustratie.

Als Hare Koninklijke hoogheid haar koninklijke zin niet kreeg  begon zij respectievelijk te krijsen,  zich van de trap of tegen een glazen kast te werpen, zich van de inname van voedsel te onthouden of juist heel erg veel voedsel tot zich te nemen om dit vervolgens boven het koninklijke toilet weer uit te braken,  al naar gelang de stemming van het moment.  Vrijwel geen enkele moderne welvaartsziekte ontbrak in haar repertoire: Boulimia, anorexia, prenatale depressie, postnatale depressie. En ondertussen liepen de waarzeggers, de homeopaten, de piskijkers, de aromatherapeuten, de astrologen, de acupuncturisten, de voetreflexologen en weet ik wie nog meer de paleisdeuren plat. Want bijgelovig zijn ze ook allemaal en ook dat al eeuwenlang.

En hoe gekker Diana zich gedroeg, hoe populairder zij werd. Ja, want ze hield zogenaamd zoveel van de gewone man en deed er alles aan haar kinderen zo gewoon mogelijk op te voeden. Wie dit fabeltje gelooft moet eens het boek lezen dat haar huishoudster Wendy Berry over haar bazin heeft geschreven, overigens ook de vrouw die dagelijks de braakresten van de prinses van  het closet mocht poetsen.

Diana was geen vreemde eend in de bijt, zoals vaak wordt beweerd. Zij paste in een aloude traditie van overspel, hysterisch gedrag bijgeloof, hypocrisie, inteelt, kindermishandeling en, meer in het algemeen, een wijdverspreid en verregaand gebrek aan intelligentie. Er is sinds de dagen van kroonprins “Bertie” , de zoon van de preutse koningin Victoria , die er maar liefst drie officiële en tientallen onofficiële maîtresses op nahield, weinig veranderd in het Verenigd Koninkrijk. Het verhinderde allemaal niet dat Bertie als Edward VII zijn moeder als koning opvolgde. De officiële maîtresse van kroonprins Charles, Camilla Parker Bowles is trouwens de achterkleindochter van één van die drie officiële maîtresses van Edward VII. Want ook wat het neuken betreft kennen de Engelsen zo hun tradities. Dat Charles  het in seksueel opzicht buiten de deur ging zoeken, daar zou je, gezien de hysterische aard van zijn vrouw haast nog begrip voor kunnen gaan opbrengen. Hij kan zich er, zeker gezien de familietraditie, nauwelijks schuldig over gevoeld hebben.

Camilla Parker Bowles, de vrouw met wie Charles zijn eigen vrouw bedroog en  wat betreft haar uiterlijk volgens veel waarnemers nog de meeste gelijkenis vertoond met een paard  werd door Diana,  trouwens Camilla Park My Balls genoemd. Want humor bezat zij wijlen de prinses van Wales soms wel.

Maar Diana was niet de enige die zich aan koninklijk wangedrag schuldig maakte. Haar schoonzuster Sarah Ferguson was zo mogelijk  nog erger, met dit verschil dat zij  daarbij in het openbaar ook nog winden liet, iets waar de paparazzi, we moeten het haar nageven, Diana  inderdaad nooit op  hebben kunnen betrappen.

Nauwelijks een normaal mens te bekennen, daar in het Britse koningshuis, en toch: de Australiërs waren en blijven voor.

Van Charles wordt wel gezegd dat hij zo geworden is door de harteloze, strenge opvoeding van zijn vader. Daar zit misschien wel iets in. 

De vader van Charles, prins Philip, doet mij trouwens altijd denken aan onze eigen prins Bernhard. Allebei lid van het Wereldnatuurfonds en beide altijd gaarne bereid in het kader van een gezond wildbeheer zelf het een en ander af te knallen. Allebei ook het hart op de tong. Philip hoeft bij wijze van spreken zijn mond maar open te doen of er rollen één of meer onwelvoeglijkheden uit. Het publiekelijk in de zeik zetten van hun echtgenote is ook een hobby waarin zowel Philip als Bernhard uitblinken. Ooit maakte de BBC een documentaire over de Britse vorstin. Documentaire is in dit geval misschien een wat groot woord, het ging eigenlijk meer om een filmische heiligverklaring waarvoor de regisseur later, naar ik meen, nog in de adelstand werd verheven. Op een dag stelde de regisseur voor dat het wel leuk zou zijn als majesteit voor het oog van de camera één van haar hondjes zou uitlaten.

Majesteit, dol op haar corgi’s, leek dit wel een aardig idee. Zij verdween in haar paleis en kwam niet met één, maar met al haar veertien corgi’s weer naar buiten die zij vervolgens één voor één wilde gaan  voeren en uitlaten, hetgeen Philip, toch al niet gek op die honden, voor de draaiende camera tot de volgende woede-uitbarsting, ik citeer letterlijk,  bracht: “Ze willen één van die klotebeesten, begrijp je wel? Niet veertien van die klotehonden.” In de film, die in juni 1969 in Engeland werd uitgezonden, werd de uitbarsting van Philip geschrapt en verscheen Elizabeth wel degelijk met al haar honden.  Officieel heet de documentaire The Royal Family, maar de film kreeg al snel de bijnaam Corgi and Beth.  

Ik wens de Australiërs veel sterkte toe.”

Iets gunnen

Aan het eind van de ploegentijdrit mocht Robbert Geesink als eerste de eindstreep passeren. Dat hadden ze bij Jumbo Visma van te voren afgesproken. Robbert Geesink fietst al bijna zijn hele leven bij dezelfde ploeg. Hij was heel goed, maar heeft ook veel pech gehad. En nu gunden zijn ploeggenoten hem de rode leiderstrui in de ronde van Spanje, die afgelopen vrijdag in Utrecht van start ging. Elkaar iets gunnen, daar hebben ze in Den Haag nog nooit van gehoord. Daar gunnen ze elkaar het licht in de ogen nog niet eens. In Den Haag draait alles om de eerstvolgende stembusgang. Het doel is de verkiezingen winnen en het landsbelang is daarbij het middel. Op de dag dat Robbert Geesink als eerste over de streep mocht rijden, liet Wobke Hoekstra in de krant optekenen dat het beter zou zijn om even te stoppen en helemaal opnieuw te beginnen. Hij wil bij de volgende verkiezingen ook eindelijk eens iets winnen. Natuurlijk heeft Wobke gelijk. Het kabinet, waarin hij zelf minister is, heeft de boel volledig uit de hand laten lopen. Het zou goed zijn om even een time-out te nemen, zodat iedereen de kans krijgt om uit de loopgraven te komen. Maar succesjes halen over de rug van je collega’s, dat doe je niet. In het wielrennen noemen ze dat “flikken”. Bij ons thuis noemen we dat een teringstreek.

Drie weken geleden schreef ik op deze plek dat het kabinet de verkiezingen voor de Provinciale Staten van volgend jaar nog wel zou halen. Daarna zou Mark Rutte een moment uitkiezen voor de bananenschil waarover hij zijn kabinet zou laten uitglijden. Dat was mijn analyse. Inmiddels is het de vraag of Mark Rutte met zijn ploeg de Kerst wel zal halen. Het lijkt er sterk op, dat Wobke al aan zijn tweede banaan begonnen is. Eén ding is mij inmiddels wel duidelijk geworden: Het is maar goed dat ik een goede baan heb en mijn boterham niet hoeft te verdienen met het duiden van het politieke nieuws.

Een zomerse zondagmorgen

Het jongetje is een jaar of vier en probeert met zo’n handige papiergrijper papiertjes van de stoep op te rapen. Zijn vader loopt ernaast met een vuilniszak. Zou het ventje strafcorvee hebben of wordt hij milieubewust opgevoed? De zon schijnt al behoorlijk, maar het is nog niet bloedverziekend heet. Zondagochtend negen uur. Er is nog nauwelijks verkeer op de weg. De verkeerslichten springen automatisch op groen als ik aan kom fietsen. Op het grasveldje staat een grote tent. Een soort legertent. De ene man loopt de haringen te controleren de andere zit lekker in het gras. Zouden ze hier vannacht geslapen hebben of is de tent na jaren weer van zolder gehaald en wordt hij nu helemaal nagekeken? Zoals altijd op zondagochtend, passeer ik een paar sportievelingen. De jonge vrouw loopt rustig uit. Haar training zit erop. Het zweet staat op haar voorhoofd. Ze oogt moe, maar voldaan. De oude man met lange baard probeert de vaart erin te houden, maar het lukt niet meer. Over een kwartiertje heeft hij geen schoenzolen meer over. Hij krijgt zijn voeten niet meer van de grond en sloft zich vooruit. Waarom doe je jezelf dit aan, vraag ik mij af. Nee, dan die kerel met het petje achterstevoren op zijn hoofd, die loopt er nog een stuk vitaler bij. Ik word bijna verblind door het hagelwitte overhemd van de keurige oudere heer. Zijn zwarte stropdas zit strak om zijn hals. Een stropdas! Met dit weer, waarom? Hij heeft er behoorlijk de gang in, op zijn fiets met zijtassen. Zijn vrouw heeft duidelijk moeite om hem bij te houden. Het zal de dominee zijn, op weg naar zijn werk, net als ik. Een paar honderd meter voor het station word ik ingehaald door een auto met een aanhangwagentje. Achterin zitten twee vrolijke jongetjes van een jaar of tien. Die gaan op vakantie, dat zie je zo. Het raampje achterin is naar beneden gedraaid en de jongetjes zwaaien enthousiast naar mij. “Hohoi” roepen ze. Met een brede glimlach zwaai ik terug. Van mij mag de zomer nog even duren.

Burgemeester

Als je energiecontract nog een tijdje doorloopt en je niet zo vaak langs de benzinepomp hoeft, valt het nog wel mee. Daarom zitten mijn vrouw en ik heerlijk op een zonnig terras achter een groot glas ijskoffie. Gewoon omdat het kan. Een van de twee mannen die ook naar het terras onderweg zijn, kijkt mij indringend aan. Ze zijn niet hoogbegaafd, dat zie je zo. Kent u de serie Buurman en Buurman? Nou zulke mannetjes zijn het. Zeg maar, charmant onbeholpen. “Nee, hij is het toch niet, geloof ik”, zegt de één tegen de ander. Als ze langs ons tafeltje schuifelen, vraag ik of ik misschien op iemand lijk. “Ik dacht dat je Wijbenga was”, zegt de man. “Burgemeester Wijbenga, ken je die?” “Ja, natuurlijk ken ik onze burgemeester, maar die is nog veel kaler dan ik en hij draagt volgens mij geen bril.” De man reageert niet op mijn tegenwerpingen en begint spontaan te vertellen dat hij de burgemeester wel eens spreekt op de kinderboerderij, waar hij werkt. Ik weet nu ook dat hij in de wijk Holy woont, maar dat hij vroeger hier vlakbij op de Billitonlaan woonde. Allemaal interessante informatie op een zonnige doordeweekse middag. Na een hartelijke groet, gaan de mannen op zoek naar een tafeltje. “Deze is een beetje in de schaduw.” “Misschien is het hier beter. Ik heb het bloedheet.” “Nou ik vind het wel meevallen. Er staat een lekker windje.” “Ja daar wel, maar hier niet.” Uiteindelijk bereiken ze een compromis met een mooi plekje in het midden van het terras. Mijn vrouw en ik genieten. Dit is de reden waarom we hier zitten.

Eenmaal thuis, kijk ik voor de zekerheid nog eens in de spiegel. Ik zie inderdaad een kale kop, maar verder geen overeenkomsten met Bert Wijbenga. Gelukkig maar… voor Bert.   

Bert Wijbenga

Record

Hè, hè, hij heeft het gered. Dinsdag is het zover. Missie geslaagd. Mark Rutte is de langst zittende premier die Nederland ooit gekend heeft. Gefeliciteerd Mark. Je mag gewoon Mark zeggen tegen onze premier. Hij is altijd zo gewoon gebleven, niks geen kapsones. ’s Morgens met een bekertje cappuccino naar zijn werk en als het serieus wordt, gaat hij op de fiets naar het Catshuis of de Koning. Eén van de succesformules voor het bereiken van dit record. Mark doet het ook altijd goed in de media. Mark doet het bovendien met iedereen. Je kan met hem over links, maar net zo makkelijk over rechts. Mark kent geen taboes en heeft weinig principes. En als het nodig is gooit hij zijn laatst overgebleven principe over boord. Alles in het belang van ons gave landje. En nu heeft hij het record van Ruud Lubbers gebroken. Het zal een opluchting zijn, want hij weet ook wel dat dit kabinet de rit niet gaat uitzitten. Kabinetten vallen bijna nooit over grote zaken. Die enquêtecommissies die er gaan komen, daar is Mark niet bang voor. Er sneuvelen dan hooguit een paar ministers. Zelf kletst hij zich er wel uit en als dat niet lukt, dan heeft hij er geen herinnering aan. Nee, het zal een lullige bananenschil zijn waar zijn kabinet over gaat uitglijden. En die schil gaat hij zelf neerleggen, op het moment dat het hem uitkomt. De druk is er nu af. Mark is klaar, maar houdt wel graag zelf de regie. Eén ding is hij vergeten. Er staat niemand klaar om hem op te volgen. Nou, vergeten… Waarschijnlijk was het een bewuste strategie. Stel je voor dat er een sterke man of vrouw binnen de partij zou zijn opgestaan. Dat zou vroegtijdig tot een bloedig koningsdrama hebben kunnen leiden. Weg kansen op het record. Mark zal niet meteen met die banaan op de proppen komen, dat zou sneu zijn voor al die ministers en staatssecretarissen die net begonnen zijn. De verkiezingen voor de Provinciale Staten van volgend jaar, dat is een mooi moment. Tot die tijd eet Mark nog gewoon zijn appeltje.

BN-ers koekeloeren

Journalisten zijn altijd in voor een fijne vette quote. Het is daarom niet zo gek dat Jette Pellemans even bij ons tafeltje langs komt. Jette is voor het dagblad Trouw bij Beeld en Geluid in Hilversum om een artikel te maken over het succes van het NPO Radio 1 Tourcafé. In de laatste week van de Tour zijn de liefhebbers welkom om een uitzending bij te wonen van Radio Tour de France. Mijn vrouw en ik vonden dat ook wel eens leuk en daarom reserveerden wij drie weken geleden via de website van Radio 1 een plekje. Afgelopen donderdag reden we naar Hilversum.

We zijn ruim op tijd en bij binnenkomst worden we vriendelijk welkom geheten door een soort rondemissen. “Moeten wij ons bij u melden?”, vraag ik aan een vriendelijke dame. “Nee hoor u mag zo doorlopen”. “Maar wij hebben ons via de website aangemeld” stribbel ik nog tegen. “Geeft niet, u mag zo doorlopen.” Het resultaat van dit deurbeleid is dat het hele Café al helemaal vol zit. Geen stoeltje is meer vrij. Met een kartonnen bekertje koffie in de hand confisqueren we de laatste vrije statafel. Na een half uurtje vragen mijn vrouw en ik ons al af of we op deze manier de finish wel gaan halen. Op het grote scherm volgen we de etappe en tijdens de uitzending worden we getrakteerd op live muziek van Nona en Lucas Hamming. Het is leuk om Henry Schut en Danny Nelissen de uitzending zien te presenteren. In een rustig hoekje van het café interviewt Jette Pellemans “Mister Radio Tour de France”, Robbert Meeder. En dan meldt de journaliste zich bij ons tafeltje. Of ze ons ook een paar vragen mag stellen? “Maar natuurlijk.” Ze pakt haar notitieboekje en zet, voor de zekerheid, haar telefoon op  record.“ Wat vinden jullie ervan?” “Het is allemaal hartstikke leuk hier, maar er zijn veel te weinig stoelen.” De journaliste is hier om een positief verhaal te schrijven en dus vraagt ze door. Met succes. Ronald de Niet uit Vlaardingen is hier vooral “om BN-ers te koekeloeren”, tekent zij op. Kijk, met zo’n quote kun je op de redactie komen.