Praatjes

Elke week een praatje van Roon.

De wereld draait door

Sinterklaas is vertrokken en de kerstboom is opgetuigd. We kunnen aan het laatste stukje beginnen. Nog drie weken. Queen staat weer op nummer één in de Top 2000. Dat is een geruststellende gedachte. De winkelstraten zijn feestelijk verlicht, de tuincentra pakken uit en steden proberen elkaar te overtoepen met de gezelligste kerstmarkt van het land. Buiten is het guur en nat. Alles is zoals het de laatste jaren was. Niets nieuws onder de zon.

In Den Haag was een enorme explosie met doden en gewonden als gevolg. Was het een ongeluk of  is er meer aan de hand? In Oekraïne zijn de energiecentrales weer platgebombardeerd. In Syrië lijkt het regime van Assad te zijn gevallen, maar wat zijn het voor lui die de macht daar nu overnemen? Heeft Poetin nog wat bommen over om zijn vriend Assad te helpen? Misschien heeft hij plannen voor een cyberaanval om het Westen dwars te zitten. Zorg daarom voor een noodpakket met contant geld, water en batterijen, adviseert onze regering. Al die ellende hoort ook bij de laatste weken van het jaar. Zo zit de wereld nu eenmaal in elkaar. Elk jaar kun je er hetzelfde stukje over schrijven. Het enige wat je moet doen is soms wat namen aanpassen, maar verder lijkt er niet veel te veranderen.  

Ik ben de dag heerlijk begonnen met een kop koffie en de krant. Nu zit ik dit stukje te tikken met de verwarming op 20 en een Spotify-muziekje op de achtergrond. Mijn vrouw en ik gaan straks lekker eten bij onze zoon en zijn vriendin. Tweede Kerstdag staat ook al in de agenda bij ons vieren. Dat wordt vast een gezellige dag. We zullen het ongetwijfeld over de streken van Trump gaan hebben en over de amateurs die ons eigen land aan het besturen zijn. Misschien komt de klimaatcrisis ook nog wel aan bod. Maar wij gaan de problemen niet oplossen. Die zijn veel te groot. De wereld zal volgend jaar doordraaien met rampen, oorlogen en halve gare machthebbers. En ik realiseer mij dat ik verdomde mazzel heb, dat ik precies op het goede stukje mag meedraaien.   

O.L.M.

Afgelopen vrijdag zag ik een interview met Mart Smeets. De oude gepensioneerde pedante sportverslaggever van weleer heeft zijn zoveelste sportboek geschreven en dat moet gepromoot worden. Ik zat er helemaal klaar voor. Dat wordt weer lekker een minuut of tien ergeren. Maar Mart was Mart niet meer. Hij was niet meer die zure oude betweter. Mart was vriendelijk en betuigde spijt van zijn arrogante optreden van vorig jaar bij Coen Verbraak, toen hem gevraagd werd naar de misstanden bij Studio Sport. Zou hij na dat TV optreden gecorrigeerd zijn door zijn kinderen? “Pa, doe nou eens normaal. Zo kennen wij jou helemaal niet”. Natuurlijk zal hij eerst ontkent hebben dat hij zich helemaal verkeerd gedragen had, maar ’s avonds in zijn bed heeft hij er vast nog eens over nagedacht. “Misschien hebben ze ook wel gelijk. Ik moet niet meer zo raar reageren.” Zo gaat het met oude mannen. Ik spreek uit ervaring. Mart belde daarna met Coen Verbraak, bood zijn excuses aan en ging een tijdje op de blaren zitten, vertelde hij aan Carrie. En daarmee was hij ineens weer die leuke sportverslaggever van vroeger. Aan het einde van het interview fietste hij er ook nog even zijn liefde voor de muziek in. Daar maakt hij elke week een programaatje over, vertelde hij nog net voordat de band ging spelen. OLM heet dat programma. Oude Lullen Muziek. En daar vonden Mart en ik elkaar weer.

Die zaterdag genoot ik met een goede vriend van mijn leeftijd in Rotterdam van een tribute festival. Er traden bandjes op die de rockmuziek uit de jaren zeventig en tachtig vertolkten. De eerste band die wij zagen deed Deep Purple na. En dat deden ze verdraaid goed. Daarna zagen we immitaties van o.a. Queen, Bon Jovi en Iron Maiden. We dronken een biertje en aten een frietje en ik voelde mij weer die jonge god met die wapperende haren. Tijdens het plassen keek ik eens om mij heen en daarna keek ik mijzelf in de spiegel aan. Het was duidelijk. Ik ben op een OLM festival en daar hoor ik helemaal thuis.

Sterke leiders

Het Internationaal Strafhof in Den Haag heeft een arrestatiebevel uitgevaardigd tegen Benjamin Netanyahu, de premier van Israël. Schande, vindt de premier. Hij snapt werkelijk niet wat hij verkeerd gedaan heeft. Hoezo oorlogsmisdaden? Hoezo misdaden tegen de menselijkheid? Viktor Orbán, de baas van Hongarije, heeft Netanyahu meteen uitgenodigd voor een bezoekje aan zijn land. Waarschijnlijk hoopt Viktor nog wat te leren van zijn vriend Benjamin. Orbán liet de wereld ook luid en duidelijk weten dat de premier zich in Hongarije geen zorgen hoeft te maken. Hij zal beslist niet gearresteerd worden. Sterke leiders trekken zich niets aan van rechters. Als je het aan de Russische leider Vladimir Poetin vraagt, dan moeten de rechters zich vooral iets aantrekken van de president. Poetin weet namelijk wat goed is voor de mensen en wie het daar niet mee eens is dient te worden veroordeeld of uit het raam gekieperd te worden. De nieuwe president van de Verenigde Staten, Donald Trump, kan deze daadkracht wel waarderen. Hij heeft respect voor mannen zoals Poetin, die overtuigd zijn van hun eigen gelijk. Dat is hij namelijk zelf ook. Nog voordat hij begonnen is, vindt Donald Trump zichzelf al de beste president die het land ooit gehad heeft. Alle sterke leiders in de wereld blijken te lijden aan een ultieme vorm van narcisme. Het draait bij die mannen maar om één ding: De sterke leider. Ook in Nederland lopen mannen rond die natte dromen krijgen als ze voor het slapen gaan nog even in de spiegel hebben gekeken. U denkt dan natuurlijk meteen aan Geert Wilders. Net als zijn vriend Viktor Orbán, trekt hij zich het liefst niets aan van rechterlijke uitspraken. Maar vlak ook zijn tegenpool, Frans Timmermans, niet uit. Afgelopen zaterdag waarschuwde hij voor de ondergang van Nederland. “Links staat voor de grootste opdracht sinds de Tweede Wereldoorlog.” Frans weet ook dat je zonder een flinke dosis demagogie niet ver komt. Het is een treurig schouwspel, al die mannen die bezig zijn met hun wedstrijdjes verplassen. Gelukkig kun je de leiders in ons eigen land niet echt sterk noemen. Dat vind ik dan weer een geruststellende gedachte.   

Kunstenaars

Volledig in het zwart gekleed zit hij in de hoek van zijn stand een beetje somber voor zich uit te kijken. Het is pas twaalf uur. Het idee dat hij nog een uur of vijf moet, maakt hem er niet vrolijker op. Ik ben in de Evenementenhal in Gorinchem. Hier vinden de Nationale Kunstdagen plaats. “Kunst in alle kleuren, vormen en maten!” staat voorop de catalogus. En zo is het ook. Kunstkijken vind ik leuk en inspirerend, maar misschien nog wel leuker is het kijken naar de kunstenaars. Je hoort wel eens dat baasjes op hun huisdier lijken. Het valt mij op dat die stelling ook opgaat in de kunst. Ik zie nogal wat kunstenaars die een opvallende gelijkenis vertonen met het werk dat zijn in hun standje tentoonstellen. De sombere man in het zwart zit tussen zijn donkere schilderijen met doodshoofden en kerkhoven. De goed verzorgde sjieke dame blijkt een begenadigd fijnschilder. Sommige kunstenaars zitten wat levenloos voor zich uit te staren. Ze hebben veel geld uitgegeven om een plek op deze kunstbeurs te huren, maar lijken er weinig plezier aan te beleven. Je ziet ze denken “dit is eens en nooit meer. Hoe lang moet ik nog?” Ik snap die houding wel. Vergeleken met de meesterwerken om hen heen ziet hun werk er vlak en een beetje sneu uit. De mooie vrouw met de gulle lach heeft een opvallende glitterjurk aangetrokken. Helemaal in de stijl van haar werk, dat je ook tegemoet schijnt. Ze is enthousiast aan het vertellen over haar schilderijen. Ze trekt mijn aandacht en niet alleen die van mij. Deze kunstenares gaat goede zaken doen. Na een kop koffie en nog een rondje langs al die bijzondere kunstenaars haal ik mijn boeken op. Want daar ben ik tenslotte eigenlijk voor naar Gorinchem gereden. Het JAARBOEK KUNSTENAARS 25 is hier vandaag ten doop gehouden en ik sta daarin met mijn tweeluik “the circle of life”. Samen met kunstenaars als Ted Noten, Ans Markus en Jacques Tange in een prachtig koffietafelboek, daar word ik vrolijk van. En dat wil ik voorlopig zo houden. Voor mij dus geen standje op de kunstbeurs.

Saai

“Ga je morgen nog wat leuks doen?” vraagt de collega aan het eind van de werkdag. “Nou niets bijzonders. Mijn krantje lezen, daarna een wedstrijdje voetbal kijken op de bank. Feyenoord speelt vroeg. En ik moet nog een stukkie schrijven. Ik denk iets over Trump of zo. Maar misschien ook niet. Iedereen heeft al van alles over die man gezegd en er zal de komende tijd nog wel eens een aanleiding zijn om over hem te schrijven. Verder wordt het een rustig dagje, denk ik.”

De zondag is nu bijna voorbij, mijn krant is gelezen, Feyenoord heeft gelukkig weer eens gewonnen en het huishoudelijke klusje uit mijn takenpakket is gedaan. De badkamer blinkt weer als nooit tevoren. Er lag nog een print die ingelijst moest worden. Die zit er nu ook in. Klaar om binnenkort  op te hangen in kunstgalerie Unit4Art in Gouda. De mail is gecheckt. Niets bijzonders. Geen Rottlucht bestellingen om te verwerken. De dag is traag voorbijgekropen met koffie, een broodje en beker melk. Er zit nog wat wijn in de fles van gisterenavond. Die wordt straks in een glas geschonken en dan zit het weekend er weer op. Het was niet bepaald groots en meeslepend, maar zo lekker. Heeft u dat nou ook? Zo’n dag waarop je je eigenlijk een beetje verveelt. Dat je niets bijzonders te doen hebt en dat je maar een beetje loopt aan te klooien. Dat je aan het eind denkt. Wat heb ik nou eigenlijk gedaan? Had ik mijn tijd niet wat nuttiger kunnen besteden? Had ik geen vrijwilligerswerk moeten doen bij de opvang voor vluchtelingen? Had ik mij cultureel moeten laven in een museum of eens een goed literair boek moeten lezen? Mijn antwoord aan het einde van de zondag is volmondig, nee. Saai kan soms ook lekker zijn. Noem het onthaasten.

Prik

Twee jaar geleden kreeg ik voor het eerst een uitnodiging van de dokter. Dat was schrikken. Zo oud ben ik toch nog niet? Ik heb de uitnodiging afgeslagen met een vriendelijke bedankje aan zijn assistente. Die winter sloeg het virus meedogenloos toe en heb ik er een stuk of vier doosjes Antigrippine doorheen moeten jassen om een beetje op de been te blijven.  Vorig jaar leek het mij beter om nog een keer over te slaan, omdat de griepprik vlak voor een serieuze operatie gegeven zou worden. Drie weken geleden was het dan toch zover.

Samen met een heleboel oudjes meld ik mij bij de huisartsenpost voor de prik. Twee prikken zelfs. “De gRiepprik altijd Rechts” zegt de dokter.  “Die tegen pneumokokken gaat in de andere arm. Zo weten we door welk serum eventuele bijwerkingen ontstaan.” Ter geruststelling voegt de vriendelijke dokter eraan toe dat de kans hierop heel erg klein is. Maar toch…. De volgende ochtend zijn de poppen al meteen aan het dansen. Twee paracetamolletjes tegen de hoofdpijn helpen mij de dag door. Als ik na een lange dag werken thuis kom, ligt er een brief van het Ministerie van Volksgezondheid op de mat. Zijn het excuses? Is het een schadevergoeding? Niets van dat alles. Het is een uitnodiging voor nog een prik. De Coronapirk deze keer. Nou dat denk ik toch niet. De brief gaat op de stapel met nutteloze reclamefolders.

Twee weken na de griepprik krijg ik keelpijn en de volgende dag loopt het snot als een waterval mijn neus uit. Ik sleep mij door de dag en slik een stripje pillen weg. Gelukkig ben ik morgen vrij. De hele dag doe ik rustig aan. “Je moet je ziekmelden” adviseert mijn vrouw. “Gaat niet” werp ik tegen. “Ik ga vanavond vroeg naar bed en met een paar pillen op zak lukt het waarschijnlijk wel.” Zo geschiedde. En toen gebeurde er een wonder. Aan het eind van de derde dag voelde ik mij al een stuk beter. Zou dat het resultaat van die prik zijn? Ik ga toch nog maar eens op zoek naar de brief van het Ministerie.

In de Heer

Met angst en beven begon ik afgelopen donderdagavond aan de wedstrijd. Feyenoord speelde in Portugal tegen Benfica. Een gelijkspelletje zou al mooi zijn. Het liep allemaal heel anders. Het werd een prachtige avond. Feyenoord won de Champions League wedstrijd met maar liefst 1 – 3. Wat een avond! Na afloop werd Quinten Timber, de aanvoerder van de Rotterdammers, geïnterviewd. Quinten wilde het feestje niet alleen vieren en riep zijn maatje Antoni Milambo ook voor de camera. Het jonge talent scoorde maar liefst twee keer. En toen zei Quinten iets opmerkelijks: “Dank aan God. God bepaalt wat er gebeurd. Vandaag mocht hij (Milambo) twee goals maken.” Dat is toch bijzonder. Mooi hoor, voetballers die zo openlijk voor hun geloof uitkomen, maar als het waar is wat Quinten zegt, dan houdt God blijkbaar van voetbal en van Feyenoord in het bijzonder. God had donderdagavond even geen zin in al die oorlogen en de puinhoop die zijn schepselen ervan gemaakt hebben. Even lekker onderuit naar een potje voetbal kijken. Heerlijk. En zo’n jonge jongen gun je toch een mooie avond. Hij mag vandaag twee keer scoren waardoor Feyenoord kan winnen.

Je ziet het steeds vaker. Profvoetballers die Onze Lieve Heer aanroepen als ze het veld opkomen en hem bedanken als ze gescoord hebben. Toen ik zo oud was als Quinten, zag je dat helemaal niet op de Nederlandse velden. Op zondag zat je in de kerk en was je niet in het stadion. Niet om te kijken en al helemaal niet om er je geld te verdienen. Gelukkig was het wel toegestaan om vanaf zeven uur in de avond naar Studio Sport te kijken. Het kan verkeren. Ik zit niet meer in de kerk, maar steeds meer voetballers blijken in de Heer te zijn. Als God werkelijk bestaat, denk ik overigens dat hij wel iets anders aan zijn hoofd heeft dan een paar potjes voetbal. Maar laat die gasten van Feyenoord er vooral in geloven. God als placebo. Als je erin gelooft, dan helpt het. Maak die gasten vooral niet wijzer. Misschien kunnen we dan in het voorjaar wel weer naar de Coolsingel.

Peter Klashorst II

Vijf weken geleden schreef ik over Peter Klashorst, omdat hij die week overleden was en ik de kunstenaar nogal bewonder. En nu sta ik potverdikkie met een echte Klashorst in mijn handen. Nou ja, een echte. Het is een genummerde zeefdruk, maar toch. Nummer 19 van 120 staat erop en natuurlijk de handtekening van Peter.

Ik wandel met mijn vrouw in een heerlijk najaarszonnetje door het pittoreske Maassluis. Het is druk, want Furiade, een evenement dat veel publiek uit Maassluis en omstreken op de been brengt. We slenteren langs de haven, bekijken de oude schepen en genieten van een patatje met. En dan staan we ineens voor een gallery. “Volgens mij zijn we hier heel lang geleden eens geweest toen Peter Klashorst er exposeerde, weet je nog? Zullen we even naar binnen gaan?” Mijn vrouw stemt in en tot mijn verrassing hangen er meteen aan het begin een paar mooie werken aan van mijn idool. In de psychologie noemen ze dat tegenwoordig manifestatie. Ik denk dat het meer een combinatie is van geluk en interesse, maar dat doet er verder niet toe. We bewonderen de kunstwerken en terloops kijk ik naar de prijskaartjes bij de schilderijen. Goedemorgen… Er hangt bij ons voorlopig geen Klashorst in de kamer, dat is meteen duidelijk. De meeste mensen zijn vandaag niet gekomen voor de echte kunst, dat is ook duidelijk. Zo druk als het buiten is, zo lekker rustig is het in gallery Ritsart. Ik raak aan de praat met de mevrouw van de zaak. We hebben het over het leven en werk van Klashorst. Ik vraag of ze niet toevallig een kleiner werkje van hem heeft, omdat de getoonde werken een beetje boven mijn budget liggen. Resoluut loopt ze naar een lade en haalt er twee ingelijste zeefdrukken uit. Het zijn naakte Afrikaanse vrouwen in een licht schaamteloze houding. Niet bepaald werken om bij ons boven de bank hangen. Dat ligt niet aan de werken, maar vooral aan mijn calvinistische opvoeding die op cruciale momenten nog wel eens opspeelt. Maar hé, er staat wel de handtekening van Peter Klashorst onder. We vinden vast een mooi plekje.   

In het museum

Vorige week is het er dan toch van gekomen; Weer eens een bezoekje aan ons lokale museum. Er was een expositie van kunstenaars uit de regio Rijnmond. Leuk om te zien en inspirerend bovendien. Natuurlijk pak je dan ook nog wat van de geschiedenis van Vlaardingen mee. Dat is tenslotte de basis van het museum. En wat dacht je wat? Ons huis is te zien in het museum. Het bijschrift bij de foto vertelt: “De familie Noordhoek bij een vloedplank tijdens een overstroming van de Groeneweg te Vlaardingen 1964.” In de deuropening van nummer zes staat mevrouw Noordhoek. Meneer Noordhoek staat met zijn kaplaarzen in het water voor de deur van nummer acht. En daar woon ik dus al meer dan dertig jaar met mijn vrouw. Onze zoon is er groot geworden en al weer vertrokken. Dat is toch leuk? Dat je plotseling iets van jezelf terugziet in het museum.

Het is rustig. Dat is ook niet zo gek. Vlaardingen staat nog niet op de lijstjes van de internationale toerist. Onze citymarketeer doet zijn stinkende best, maar zelfs de dagjesmensen uit de regio lopen ons centrum nog niet plat en het museum heeft niet de status van een publiekstrekker. Mijn vrouw en ik eindigen onze rondgang in de horecaruimte, waar je op een belletje mag drukken als je iets wilt gebruiken. De vrijwilliger zal dan een kopje thee, koffie of iets fris voor je inschenken. Voor de kinderen is een tafel ingericht met educatieve spelletjes en er liggen wat kleurplaatjes. En dan begin ik te glimmen. Die kleurplaatjes herken ik. Ze hingen vorig jaar geprint op grote panelen in het Stadskantoor en zijn van mijn hand. Tijdens een evenement wilde de wethouder ze gebruiken als kleurplaatjes en daar heb ik natuurlijk graag aan meegewerkt. En nu zie ik ze dus ineens in het museum liggen. Het huis van Roon in het museum en ook nog een paar werkjes op de speeltafel in de horecaruimte. Het wachten is op een zaal, gewijd aan het leven en werk van Roon. Dat zou toch wat zijn. Eat your heart out, meneer de citymarketeer.

Dierendag

Afgelopen vrijdag was het dierendag. Die dag gaat bij ons thuis ongemerkt voorbij. Afgezien van af en toe een grote bruine spin die onder de vloer vandaan komt, zijn er bij ons geen dieren in huis. En daar ben ik heel tevreden over. Maar er was eens een tijd, heel lang gelden, ik was nog een kleine jongen, dat ik graag een hondje wilde. Op een mooie zondag waren wij met het gezin naar Antwerpen gereden. Parkeren deed mijn vader in de Jezusstraat. Dat vonden wij grappig. Daarvandaan was het niet zo heel ver lopen naar de vogeltjesmarkt, het doel van ons bezoek. Vol bewondering keken we naar de kippen en eenden die verhandeld werden. Ze werden zonder pardon bij de vleugels gepakt, in een doos gepropt en aan de nieuwe eigenaar meegegeven. In die tijd deden we nog niet aan mensenrechten voor dieren. Eenmaal bij de zoogdieren aanbeland, moeten mijn ouders spijt gekregen hebben van het dagje uit. Natuurlijk wilde ik ook een konijn. Maar bij de afdeling puppy’s was het hek van de dam. “Ik wil zo’n een hondje!”  “Nou, we hebben al twee parkieten”, zal mijn moeder gezegd hebben. “En wie maakt die kooi elke week schoon? Juist. We gaan nu echt geen hondje kopen.” Ik heb nog een tijdje doorgezeurd, maar mijn goede ouders hielden voet bij stuk. En daar ben ik ze, met terugwerkende kracht, nog altijd dankbaar voor. Ze hadden het al snel gezien; die kleine Ronnie is niet in de wieg gelegd om dieren te verzorgen.

Ik vind dieren best leuk hoor, maar ik hoef ze niet in huis. De reiger aan de kant van de sloot vind ik mooi en ik geniet van het getjilp van de vogeltjes in mijn tuin. De katten van de buren verdraag ik prima. Op de een of andere manier snappen die beestjes dat ze niet bij ons in de tuin moeten piesen en poepen. Honden, ook harstikke leuk, zolang de baasjes maar een plastic zakje in de jaszak hebben zitten. Maar de dikke bruine spin, die heeft pech. Die verdwijnt onder mijn grote rubberen schoenzool. Zelfs op dierendag.