Een zomerse zondagmorgen

Het jongetje is een jaar of vier en probeert met zo’n handige papiergrijper papiertjes van de stoep op te rapen. Zijn vader loopt ernaast met een vuilniszak. Zou het ventje strafcorvee hebben of wordt hij milieubewust opgevoed? De zon schijnt al behoorlijk, maar het is nog niet bloedverziekend heet. Zondagochtend negen uur. Er is nog nauwelijks verkeer op de weg. De verkeerslichten springen automatisch op groen als ik aan kom fietsen. Op het grasveldje staat een grote tent. Een soort legertent. De ene man loopt de haringen te controleren de andere zit lekker in het gras. Zouden ze hier vannacht geslapen hebben of is de tent na jaren weer van zolder gehaald en wordt hij nu helemaal nagekeken? Zoals altijd op zondagochtend, passeer ik een paar sportievelingen. De jonge vrouw loopt rustig uit. Haar training zit erop. Het zweet staat op haar voorhoofd. Ze oogt moe, maar voldaan. De oude man met lange baard probeert de vaart erin te houden, maar het lukt niet meer. Over een kwartiertje heeft hij geen schoenzolen meer over. Hij krijgt zijn voeten niet meer van de grond en sloft zich vooruit. Waarom doe je jezelf dit aan, vraag ik mij af. Nee, dan die kerel met het petje achterstevoren op zijn hoofd, die loopt er nog een stuk vitaler bij. Ik word bijna verblind door het hagelwitte overhemd van de keurige oudere heer. Zijn zwarte stropdas zit strak om zijn hals. Een stropdas! Met dit weer, waarom? Hij heeft er behoorlijk de gang in, op zijn fiets met zijtassen. Zijn vrouw heeft duidelijk moeite om hem bij te houden. Het zal de dominee zijn, op weg naar zijn werk, net als ik. Een paar honderd meter voor het station word ik ingehaald door een auto met een aanhangwagentje. Achterin zitten twee vrolijke jongetjes van een jaar of tien. Die gaan op vakantie, dat zie je zo. Het raampje achterin is naar beneden gedraaid en de jongetjes zwaaien enthousiast naar mij. “Hohoi” roepen ze. Met een brede glimlach zwaai ik terug. Van mij mag de zomer nog even duren.