admin

Ik stop ermee

We zitten inmiddels al meer dan een half jaar met dat verdomde coronavirus opgescheept en we zijn er voorlopig ook nog niet vanaf. De hele wereld is in de war en de beleidsmakers lijken het niet meer te weten. Ze verzinnen van alles om de boel te redden, maar het wil maar niet lukken. “Testen, testen, testen”, riep Ab Osterhaus maanden geleden al. Het is één van de sleutels om het virus onder controle te krijgen. Als je verkouden bent, dan laat je je testen, roept Hugo de Jonge al weer een hele tijd. Maar in de praktijk blijkt dat nog niet zo eenvoudig. Je moet er een dagje voor uittrekken om een telefonische afspraak te maken. Vervolgens mag je drie dagen binnen blijven, omdat je pas op dag vier terecht kan in een teststraat. Dat je 70 km moet rijden om bij die straat te komen, neem je op de koop toe. Het gaat tenslotte om de volksgezondheid. Aan het eind van dag vijf kan je de uitslag van de test terugvinden op een website. Die uitslag is bijna altijd negatief, wat dan wel weer fijn is. Hoe ik dat allemaal weet? Ik stond afgelopen maandag op met  een loopneus.

Als je vijf dagen de deur niet uit mag, heb je alle tijd om het nieuws te volgen op radio en TV en bovendien de krant dagelijks flink te spellen. De stoet deskundigen die het antwoord op de crisis hebben wordt met de dag langer. Op de sociale media worden die deskundigen vervolgens weer massaal onderuit geschoffeld. Al meer dan een half jaar is dit het dagelijkse patroon. Ik heb zelf ook een behoorlijke mening over alles en iedereen en zeker als het over corona gaat. Maar ik ga het niet meer opschrijven. Ik stop ermee. Ik heb er geen zin meer in. Het lost niets op, de wereld wordt er niet beter van en zelf wordt ik er ook niet gezelliger van. De knop gaat om, het mondkapje op en de mening uit. Ik zit te denken aan een hashtag campagne: #evengeenmening. Jammer dat ik niet zoveel volgers heb.

Domme gans

Soms doen de rijken der aarde best aardige dingen met hun centjes. Zo heeft meneer Hans Melchers een kasteeltje gekocht om zijn verzameling schilderijen van Carel Willink aan ons te tonen. Ik was wel benieuwd en besloot samen met mijn vrouw een bezoekje te brengen aan zijn museum. Gewoon een kaartje kopen bij de receptie is er vandaag de dag niet meer bij. Van te voren dient men datum en tijd te bepalen om vervolgens digitaal de kaartjes aan te schaffen.

De dame bij de entree is onverbiddelijk. Half drie is half drie. We zijn te vroeg. Gelukkig schijnt de zon en is het parkje fraai aangelegd. Halverwege ons wandelingetje doemt een eenzame gans op. Hij heeft ons in de smiezen en begint te blazen. Mijn vrouw loopt een stukje om. “Hij is boos, kijk uit Roon.” Ja, nou zal die mooi worden. Ik loop keurig op het grindpad. Waarom moet ik opzij voor zo’n domme gans? “Hij is banger voor mij, dan ik voor hem”, roep ik nog naar mijn vrouw. Niet dus. Met een snelle felle beweging bijt hij mij in mijn kuit en niet zo zuinig ook. “Au! Gloeiende, gloeiende, dat doet zeer.” Waarom doet die gans dit? Loop ik op zijn terrein? Nou en… Ik heb betaald om hier te mogen lopen. Van mijn geld wordt zijn leefgebied onderhouden. Dat schijnt meneer De Gans niet helemaal te begrijpen. Moet ik de aanval beantwoorden? Een wraakactie lijkt mij geen goed idee. Er lopen nog wat senioren in het parkje. Voor je het weet heb je daar ook nog ruzie mee. Ik versnel mijn pas en de gans laat het bij die ene aanval. Verstandig, want uiteindelijk zou hij natuurlijk kansloos zijn. Zo dom is hij nu ook weer niet. Als de strenge mevrouw bij de entree ons dan toch binnenlaat, breng ik eerst een bezoekje aan het toilet. Daar kan de broekspijp even omhoog en bekijk ik de schade aan mijn kuit. Ik wist het eigenlijk al, maar de gans heeft het nog eens bevestigd. Ik ben meer van de cultuur dan de natuur.

Winnaar

Dat je naar bed gaat als winnaar. Je hebt een flinke prijs gewonnen in de loterij. Trek nog maar een flesje open. Bij het tandenpoetsen zie je in de spiegel een lach zoals je die nooit eerder hebt gezien. En dat de je dan ’s morgens wakker wordt en te horen krijgt dat het allemaal een vergissing was. Zo gaat dat soms, als je meespeelt in de Staatsloterij. Primoz Roglic ging bijna twee weken lang als winnaar naar bed. Elke ochtend stond hij ook als winnaar weer op. Die gele trui zou hij niet meer uittrekken. Die ging mee naar Parijs, dat was inmiddels wel zeker. Primoz Roglic wist het zeker. De ploeg wist het zeker. In Slovenië wisten ze het en in Nederland rekende we er ook op. U weet inmiddels hoe het afliep. Primoz eindigde na 36 luizige kilometers als loser van de Tour. Zelf doe ik al jaren niet meer aan wedstrijdsport. Toen ik nog wel iets in die richting deed, waren de overwinningen schaars. De laatste keer dat ik die gele-trui-euforie had, is inmiddels 44 jaar geleden. Toen werd ik kampioen met mijn voetbalelftal. Daarna is het snel bergafwaarts gegaan met mijn sportcarrière. Ik bleek meer een daler dan een klimmer. Nee, van de sport moet ik het niet hebben. Van het spel trouwens ook niet.  Ik Speel al jaren mee in de loterij. Vanaf dag één droom ik van de dag die maar niet komt. Gemiddeld één keer per jaar heb ik prijs. Meestal ligt het bedrag ergens tussen de €7,50 en €20,00. En toch heb ik zo af en toe dat winnaarsgevoel. Die avondjes dat ik gewoon nog een derde flesje bier opentrek, omdat het weekend is. Als ik dan naar bed ga en mijn tanden sta te poetsen, dan zie ik in de spiegel die winnaar. Wat een lijf en wat een kop zit daarop. Als ik morgen een tijdrit zou rijden, dan zou ik hem winnen. Zeker weten. Als ik de volgende morgen mijn tanden weer sta te poetsen zie ik altijd een Roglic na 36 kilometer tijdrit, met aankomst bergop.

Demonstreren

In normale tijden is het elke dag vol op de Dam in Amsterdam. Allerlei bijzondere lieden proberen het volk te vermaken of te verleiden. Vuurspugers, acrobaten en levende standbeelden vertonen hun kunsten in een poging wat muntgeld bij elkaar te scharrelen. De ijsboer en de man met de hotdogs pakken het professioneler aan. Zij verkopen hun lekkernijen tegen woekerprijzen. Betalen kan gewoon met de pinpas of creditcard. En dan zijn er nog de demonstranten. Als je een boodschap wilt overbrengen, moet je op de Dam zijn. De open plekken worden opgevuld door duiven en toeristen. Maar in tijden van corona is alles anders. De duiven zijn er nog gewoon, maar de straatartiesten zijn verboden. De man met de warme worsten parkeert zijn kar nog bijna dagelijks op de Dam. Veel omzet levert het niet meer op, maar wat moet hij anders. Ik denk dat hij zijn laatste topdag had tijdens de Black Lives Matter demonstratie van een paar maanden geleden. Daarna is het stil en leeg geworden op het plein. Er wordt nog wel gedemonstreerd tegen racisme, maar anders. Tegenwoordig staat er elke dag één persoon eenzaam en alleen met een groot bord. “As long as systemic racism exists someone will stand here” staat erop. Elke dag totdat er geen institutioneel racisme meer bestaat. Dat is nogal wat. Ik ben bang dat er voorlopig nog wel iemand zal staan met dat bord. De tekst is in het Engels. De ambitie reikt blijkbaar ook nog verder dan onze landsgrenzen. Ik heb te doen met de mannen en vrouwen die hun tijd geven voor dit nobele doel. Ze staan daar maar te staan. Nu is het nog aardig weer, maar hoe gaat dat straks met storm en regen? En hoe zal het ze vergaan als we dan toch nog een keer een strenge winter krijgen? Mogen ze even een warme worst scoren bij de kar een paar meter verderop of moeten ze bij hun bord blijven staan? En wat vindt de ARBO van dit soort werkomstandigheden? Ik hoop maar dat het racisme tijdens de winter wat milder wordt. Misschien mogen de mannen en vrouwen dan een keer een dagje overslaan. 

Mei 2021

Twee weken geleden droomde ik van de schaal en de Coolsingel. Die droom speelde zich af ergens in de maand mei van volgend jaar. Een paar dagen geleden kreeg ik bericht dat het concert van Nightwish, waar ik op 23 november naar toe zou gaan, niet doorgaat. Het is verplaatst naar 9 mei 2021. Nightwish is de band van zangeres Floor Jansen, u weet wel die dame die vorig jaar zo’n indruk maakte bij het programma Beste Zangers. U begrijpt dat ik 23 november rood omcirkeld had in mijn agenda, maar ik moet geduld hebben. Het virus zal ons in het najaar nog op de proef gaan stellen. November zal grauw en saai worden. De persconferenties van Rutte zullen het sinterklaasfeest en de kerstdagen verpesten. Dit jaar dus geen surprises en gedichten op 5 december. Elk nadeel heeft zijn voordeel. Het virus zal ons thuis houden op kerstavond. De kerstnachtdienst zal virtueel zijn. Het kerstdiner kan alleen doorgaan als de familie niet groter is dan zes personen. Over een half jaartje zijn de verkiezingen voor de Tweede Kamer. De campagnes zullen via de ether en het wereld wijde web gevoerd moeten worden. Het zal kil en koud zijn deze winter. Maar er gloort hoop. De vaccins zijn besteld. Ze worden zelfs al geproduceerd. Het is nog een kwestie van flink testen en een goedkeuring door het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen. Daarna kunnen we allemaal een prikje halen. Natuurlijk gaan de oudjes en de mensen met vitale beroepen voor, dat snap ik ook wel. Ik wacht rustig op mijn beurt en beloof dat ik voorlopig de anderhalve meter in de gaten zal houden. Het zal mij geen moeite kosten, omdat ik weet dat het mei zal worden. De zon zal gaan schijnen en we zullen lachend achterom kijken. In mei zal Sigrid als eerste vrouwelijke premier het Torentje betreden. In mei zal Floor met haar Nightwish schitteren in de Ziggo Dome en in mei zal de schaal uit mijn droom blinken op de Coolsingel.

copycat

Een copycat is geen Engels kattenras, maar een begrip uit de marketing. Het is het meeliften op het succes van een A-merk, door het te imiteren. Anders gezegd: Beter goed gejat dan slecht bedacht. De kampioen van de copycats is supermarktketen Lidl. Als de Snelle Jelle ontbijtkoek een succes blijkt, dan komt Lidl met Vlugge Japie. Van Autodrop maken ze Brommerdrop en het bier noemen ze Kordaat, omdat Grolsch met succes Kornuit op de markt heeft gebracht. Dat doen ze knap en subtiel bij de  Duitse supermarkt.  De verpakking van het product is bijna hetzelfde als die van het succesvolle A-merk en de naam lijkt erop, maar de prijs is een stuk lager. Lidl heeft geen A-merken nodig, ze maken ze gewoon na. Slimme jongens, die Duitsers. Onze eigen Nederlandse trots, textieldiscounter Zeeman, verkoopt ook geen A-merken, maar vindt het wel lekker om er af en toe een beetje tegenaan te schurken. Vorig jaar hadden ze hippe sneakers voor €12,99 en het jaar daarvoor haalden ze de pers met een trouwjurk voor €30,00. Succesvolle ludieke acties om positieve aandacht te genereren. Elk jaar pakt Zeeman uit met een bijzonder artikel, dat ze voor een spectaculair lage prijs verkopen. Je moet er snel bij zijn, want op is op. Het wordt voor Zeeman natuurlijk steeds moeilijker om iets origineels te bedenken. De marketingmanager heeft er slapeloze nachten van. Dit jaar moet er een stagiair rondgelopen hebben bij Zeeman. De directiesecretaresse vond dat hij altijd zo lekker rook. Rottlucht, zei de stagiair langs zijn neus weg. Het idee was geboren. Dit jaar wordt het parfum! De marketingmanager surfte naar de website van het populaire Rotterdamse merk en maakte zijn plan.  Hetzelfde flesje met een ander dopje. We schrappen een paar letters uit de naam en bieden het aan tegen een prijs die eigenlijk niet kan. Klaar is kees. Afgelopen zaterdag stond het in de krant: “Volgens de textielketen betaalt de consument bij de bekende parfummerken grotendeels voor de kosten van dure commercials, inzet van beroemdheden en de verkoop via tussenschakels.” Beter goed gejat dan slecht bedacht, dachten de jongens van Rottlucht en voelden zich vereerd. Als je wordt gekopieerd, dan tel je mee.

Vrijdag 14 augustus

“Vrijdag 14 augustus 2020. De dag dat alles anders werd. Het virus was er nog, dat veranderde niet. De minister-president en zijn secondanten maakten dat met grote regelmaat duidelijk. Ook de virologen verschenen nog bijna dagelijks op televisie en in de krant. Ook dat bleef hetzelfde. Ze keken nog steeds zorgelijk en waarschuwden voor een tweede golf. En toch veranderde mijn leven op die vrijdagavond. We hoefden het er namelijk niet meer over te hebben. De virologen voelden als de muggen tijdens een zwoele zomeravond in mijn tuintje. Lastig, maar vooral niet te veel aandacht aan schenken. Op vrijdagavond 14 augustus won Bayern München met acht twee van FC Barcelona! Het Barcelona van Messi, Suárez en Frenkie de Jong. Van tevoren was ik natuurlijk voor Barcelona, maar toch stemde de uitslag mij gelukkig. Meteen de volgende dag ging het uiteraard over de trainer. Eruit met die man! En natuurlijk ging het over Ronald Koeman. Onze succesvolle bondscoach. De man die het Nederlands Elftal weer aan de praat kreeg, de man die het elftal weer kleur gaf, de man die Nederland haar trots teruggaf. Ronald moest de nieuwe trainer van Barcelona worden, vonden ze in Catalonië. En Ronald werd de nieuwe coach, want hij had al twee keer nee gezegd. En drie keer is scheepsrecht. Wie moet Ronald Koeman nu opvolgen bij het Nederlands Elftal? Het speculeren kon beginnen. Moet Louis van Gaal het nog een keer gaan doen? Of is het tijd voor Peter Bosz? Hij doet het goed bij Bayer Leverkusen, dus misschien komt het net iets te vroeg. Een buitenlandse trainer dan? Arsène Wenger misschien?  Een week later won Feyenoord een mini oefentoernootje in Duitsland en werd het alleen maar gezelliger bij ons thuis. Ik droomde niet meer over mensen met mondkapjes en overvolle Intensive Care afdelingen. Ik droomde van mijn Feyenoord met de schaal op de Coolsingel. Vanaf die vrijdagavond, op 14 augustus, mochten we het weer over voetbal hebben en kreeg opa weer zin in het leven.” Als ik ooit kleinkinderen mag krijgen, dan zal ik ze dit verhaal gaan vertellen.

Ze is er altijd…

“Een man weet niet wat hij mist, maar als ze er niet is, weet een man pas wat hij mist”. Ik ben fan van De Dijk en in het bijzonder van Huub van der Lubbe. Hij heeft vaak gelijk.

Ze is er altijd. Elke ochtend ligt ze op mij te wachten, op de deurmat. Behalve op zondag, dan ligt ze er niet. Dat is niet erg, want op zaterdag is mijn ochtendkrant dubbeldik en is er bovendien een mooie weekendbijlage ingestoken. Genoeg voor twee dagen. Soms word ik wakker van het brommertje dat ergens tussen vijf en zes uur ’s ochtends onze straat in rijdt. De brievenbus kleppert, de krant ploft op de deurmat en het gereutel van het brommertje sterft weer langzaam weg. Het klinkt voor mij als muziek, mooier nog dan de ochtendzang van een merel.

Soms, heel soms, is zij er nog niet als ik de trap afloop. Ben ik nou zo vroeg of is zij nou zo laat, vraag ik mij dan af. Terwijl ik mijn boterhammetje smeer, kijk ik nog even om een hoekje of ze al gearriveerd is. Bij gebrek aan beter zit ik een beetje te pielen op mijn telefoon. De oren gespitst. Hoor ik de brievenbus al? Afgelopen zaterdag was weer zo’n dag. Het is vakantietijd. Misschien loopt mijn krantenman een dubbele wijk. Misschien slaapt hij een keertje uit. Mag hij ook eens? Als hij maar niet zelf op vakantie is. Die vervangers kennen de wijk niet zo goed. Voor hetzelfde geld ligt mijn krantje bij de buren in de bus. Ik probeer rustig te blijven. Er zijn genoeg andere dingen om je druk over te maken. Het is maar een krantje. Maar toch. Was ik maar jong, dan las ik geen krant. Maar ik ben niet jong. Ik mag hopelijk nog een paar jaar.  Een ochtend zonder krant is als een hoertje zonder klant. Vlak voordat ik de deur uit moet hoor ik het brommertje, gevolgd door een plof op de deurmat. Ik ben opgelucht en constateer dat het maar weer eens duidelijk is: Als ze er niet is, weet een man pas wat hij mist.

Etnisch geweld?

De zwarte jongen probeert zich uit alle macht los te werken uit de arm die de witte jongen stevig om zijn nek heeft geklemd. Ze struikelen van de stoep het fietspad op, waardoor ik moet uitwijken. Is hier sprake van etnisch geweld? Sinds George Floyd, ben je toch op je hoede. Moet ik afstappen en die gasten uit elkaar trekken? Of is het al tijd voor 112? Als ik de twee passeer, kijk ik recht in de brede lach van de zwarte jongen. Hier is slechts sprake van twee stoeiende pubervrienden, constateer ik opgelucht en vervolg mijn weg. Blijkbaar was mijn blik nogal streng. Misschien ook het gevolg van mijn stoere zonnebril en het strakke poloshirt. De jongens staken hun gevecht. Achter mij hoor ik een van de twee “kale!” roepen. In een straal van 200 meter zijn de twee jongens en ik de enige levende wezens. Die opmerking moet dus aan mij geadresseerd zijn.  Bovendien klopt de beschrijving. Je ziet dat overigens wel vaker. De rivaliserende partijen richten zich spontaan en eensgezind tegen het gezag, zodra deze wil ingrijpen. In een seconde vraag ik mij af of, en zo ja hoe, ik moet reageren. Rij ik rustig door? Steek ik mijn middelvinger op of knijp ik in mijn remmen. Ik kies voor het laatste, zet een voet op de grond en kijk achterom. “Riep je mij?” Ik zie jongens een beetje schrikken. Dit hadden ze niet verwacht. Langzaam sjokken ze mijn richting op. Het duurt te lang om op ze te wachten. Ik zou ook niet weten wat ik verder met de situatie aan moet. Ik snap ook eigenlijk helemaal niet waarom ik in mijn remmen kneep. Wat is het probleem? “Een beetje rustig aan hè”, roep ik en fiets verder. Ik hoor nog net dat één van de twee “grapje” roept. Ik heb een moment van intens geluk. Met mijn zonnebril en mijn blote armen, maak ik blijkbaar nog steeds indruk. En dat op mijn leeftijd.

Boos II

Het zal mij niet overkomen, dacht ik nog. En toch is het gebeurd. Afgelopen donderdag zat ik met een rood hoofd en vlekken in mijn nek naar de burgemeester van Rotterdam te kijken. Ik heb Aboutaleb hoog zitten, maar nu slaat hij de plank toch faliekant mis. Het aantal Corona besmettingen is in Rotterdam en Amsterdam sneller gestegen dan in de rest van Nederland. In blinde paniek gaan de burgemeesters van deze steden nu mondkapjes verplichten in drukke winkelstraten en op markten. Ik ben maar een eenvoudige burgerman, maar ik kan wel logisch nadenken.

Nadat de coronaregels versoepeld werden, wist iedereen dat het aantal besmettingen zou toenemen. Niet erg, zolang de ziekenhuizen het maar aan kunnen, was de strategie. Bovendien snapt iedereen dat je meer positieve gevallen krijgt als je meer testen afneemt.

De winkelstraten lopen al een week of 4 vol met gezellig publiek.  Zo vol dat de burgemeesters ook al weken klagen dat deze mensen zich nauwelijks aan de anderhalve meter regel houden. Je zou dus inmiddels overvolle IC’s verwachten, maar Diederik Gommers constateert dat het nog lekker rustig is in de ziekenhuizen.

Bij het bron- en contactonderzoek van de GGD is een contact van minimaal 15 minuten de norm. Ook de app van Hugo de Jonge waarschuwt pas als je langer dan 15 minuten bij iemand in de buurt bent geweest. Als ik iemand in een winkelstraat passeer, heb ik daar meestal geen kwartier voor nodig. Bovendien worden er in de winkelstraten geen gesprekken gevoerd. Je zou onder de voet gelopen worden. Dus met de overdracht van druppeltjes valt het ook wel mee.

Als je dit allemaal weet, waarom ga je dan mondkapjes verplichten in winkelstraten? Om een gedragsverandering en bewustwording te stimuleren zeggen de burgemeesters. Maar in Rotterdam waren de belangrijkste besmettingshaarden vorige week bij 8 Marokkaanse gezinnen en bij studenten die er blijkbaar lekker op los feesten. Ga daar op af en peuter die lui aan het verstand dat er iets niet goed gaat in hun subcultuur.

Gebruik je energie voor het coronaproof maken van de schoolgebouwen, de stadsbussen en de metro, meneer Aboutaleb. Over een week of zes worden de scholieren en studenten weer opgehokt. De besmettingshaarden zijn binnen, dat ziet toch elke dronken kip.

Zo, dat lucht lekker op. Fijn dat ik even tegen u aan mocht zeiken. Wees gerust, over een paar weken beginnen de voetballers weer voor het echie te spelen. Dat is voor iedereen beter.