Praatjes

Elke week een praatje van Roon.

Het dak eraf

Je moet het dak repareren als de zon schijnt. Daarom ben ik een maand of twee geleden al begonnen met mijn ritjes naar de milieustraat. Als je een grote schuur hebt, staat hij namelijk na een jaar of tien helemaal vol met zooi waarvan je niet meer wist dat je het ooit in bewaard had. “Postcode? Huisnummer?  Wat komt u brengen?” Bij elk ritje worden dezelfde vragen gesteld. Als je alle vragen goed beantwoordt, opent de portier de slagboom. De planken, het Ikea kastje en de plastic tuintafel mogen dan in de daarvoor bestemde containers.

De schuur is lekker leeg. Het voorbereidende werk zit erop. Het dak kan eraf. Plastic gootje demonteren, golfplaten eraf, de boel aan de achterkant een beetje opkrikken, golfplaten er weer op en dan aan de voorkant weer een mooi nieuw gootje. Zo moeilijk is het allemaal niet. Helaas. De golfplaten die de aannemer er ooit opgelegd heeft blijken van het degelijke soort: Vezelcement. En dat is zwaar! Die ga ik er in mijn eentje niet afhalen. Dat is vragen om ongelukken. Na een halve dag ligt het werk dus al weer stil. Gelukkig heb ik een sterke zoon in de buurt wonen die bereid is om na zijn werk een handje te komen helpen. Als het dak eraf is, begint het te regenen. Ach, als dat het ergste is. Naar de Gamma en met een auto vol weer terug. Nog een keer naar de Gamma, omdat ik toch nog een balkje nodig heb. Nog een keer, omdat ik hele grote schroeven nodig heb. En nog een keer, omdat ik niet het juiste bitje heb voor die hele grote schroeven. Het is slecht voor mijn humeur, maar het karwei is gefikst en ik ben redelijk ongeschonden uit de strijd gekomen. Niet van de trap geflikkerd, ik heb alle tien mijn vingers nog. Slechts een paar schaafwonden en spierpijn op plekken waarvan ik niet eens wist dat daar spieren zaten. Het water loopt niet meer aan de achterkant naar binnen, maar keurig aan de voorkant in het gootje. Nu alleen nog zorgen dat het gootje waterdicht is…

Afscheid

De man zwaait naar de vertrekkende trein. Hij heeft zojuist afscheid genomen van zijn geliefde en blijft alleen achter op het lege perron. Een uurtje geleden heb ik ook afscheid genomen van mijn geliefde. Dat doe ik elke dag met een kus. “Tot vanavond”. Bij de voetbalclub Ajax hebben ze afscheid genomen van een paar hele goede spelers en daarmee van de ambitie om landskampioen te worden. De kans is vrij groot dat ze nog voor de Kerst ook afscheid zullen gaan nemen van de trainer. Rond die tijd zal onze minister president waarschijnlijk uit het Torentje vertrekken. Hij heeft een tijdje geleden zijn afscheid aangekondigd. Na Mark Rutte volgde de ene na de andere prominente politicus zijn voorbeeld. De dames en heren politici hebben er geen zin meer in. Het wordt ze te heet onder de voeten. En heet was het ook de afgelopen dagen. Zo neemt Moedertje Natuur met een knal afscheid van de zomer. Wel een beetje lullig voor al die mensen die in juli en augustus in de zeikregen op de camping stonden. Wen er maar aan, zeggen al de activisten die op het hete asfalt van de A12 zitten te wachten op verkoeling van het waterkanon. Het komt door de klimaatverandering. Als we niet als de wiedeweerga afscheid nemen van de energiesubsidies, dan wordt het nog veel erger.

Ach afscheid nemen… Soms is het voor even en soms voor altijd. Soms is het vrijwillig en soms ontkom je er niet aan. Soms doet het pijn en soms geeft het lucht. Maar zoals altijd komt er na regen weer zonneschijn en zal er volgende week weer een Praatje zijn…

Coaches

Bij het schoonmaken van mijn autootje, had ik ineens een wegenkaart in mijn handen. Er zaten nog een paar handgeschreven briefjes tussen. Routes naar allerlei bestemmingen. Zonder deze gedegen voorbereiding, zou ik een jaar of tien geleden hopeloos verdwalen. De briefjes waren overigens geen garantie voor een vlot ritje. In een supermarkt van een beetje omvang, raak ik de weg al kwijt. TomTom en GoogleMaps brachten verlichting in mijn leven.

Nog niet zo heel lang geleden werd ons op zondagmorgen de weg gewezen in de kerk, zodat we in het dagelijkse leven een beetje op het rechte pad zouden blijven. Maar de dominee en meneer pastoor zitten werkloos thuis. We hebben ze niet meer nodig. Inmiddels blijkt echter dat hele volksstammen het helemaal niet zelf kunnen. Ze raken de weg kwijt in de gekte van alledag. Om de boel fysiek een beetje op orde te houden, redden de meesten het nog met digitale hulp om de pols. Het apparaatje vertelt of er goed geslapen is en of er aan het eind van de dag toch nog een rondje gelopen moet worden. Als je de druk van het polsbandje kan weerstaan, dan heb je een Personal Trainer nodig. De man of vrouw zegt dat je het kan en dat je nog even vol moet houden als je al lang buiten adem bent en het zweet van je voorhoofd gutst. En passant geeft hij of zij nog wat tips over wat je wel en niet moet eten. Als het mentale welbevinden ook achteruit gaat, dan is er tegenwoordig de leefstijlcoach en als je het helemaal niet meer weet, dan kun je terecht bij de burn-out-coach. Los van alle coaches bij de sportverenigingen lopen er in middels meer dan honderdduizend goedbetaalde coaches rond in ons kikkerlandje. Dat is tweeëneenhalf keer zoveel als tien jaar geleden.

Zelf kan ik ook al heel lang zonder de dominee, maar raak ik in paniek zonder mijn digitale wegwijscoach in de auto. Gelukkig hoef ik voorlopig geen dure leefstijlcoach in te huren. Als ik van het padje dreig te raken, sleurt mijn vrouw mij weer heel snel in het gareel. Gatis.

De ene Ajaxied is de andere niet

Voor alle duidelijkheid zeg ik het er maar meteen bij. Ik heb ook mijn eigenaardigheden en bovendien een vooroordeel over iedereen die ook maar iets met de voetbalclub Ajax te maken heeft.

Dit weekend las ik interviews met Nigel de Jong en Ronald de Boer. Beiden groot geworden bij Ajax.  Nigel is sinds kort weer in Nederland en gaat aan de slag als directeur topvoetbal van de KNVB. Hij vertelt hoe hij tegen het leven en zijn werk aankijkt, hoe bevoorrecht hij is en hoe goed Nederland zijn zaakjes voor elkaar heeft in vergelijking met de landen waar hij gewoond en gewerkt heeft. Nigel blijkt een intelligente sympathieke gast. Daarna lees ik het verhaal van  Ronald de Boer. Hij is wat ouder, maar zeker niet wijzer. Integendeel. Ronald was ambassadeur voor het WK voetbal van vorig jaar in Qatar. Hij vertelde toen op televisie dat het allemaal wel meeviel met die doden bij de bouw van de stadions. Vervolgens kreeg hij half Nederland over zich heen en verdween even in de luwte. Als hem nu gevraagd wordt of hij iets geleerd heeft van die periode, legt hij de schuld van alle ophef bij de makers van de talkshow Jinek. Daar werd hem, tegen de afspraak in, gevraagd naar de WK-doden en dat vindt Ronald not done. Daarna lees ik dat Ronald weleens jaloers is op zijn dochter die zo goed piano kan spelen. Ga ook op pianoles, denk ik dan. Maar Ronald komt niet verder dan de schuld van zijn a-muzikaliteit weer bij een ander te leggen: “Ik wou dat mijn ouders mij een instrument hadden leren spelen.” En dan vertelt hij toch soms teleurgesteld in zichzelf te zijn, omdat hij bijna nooit langs gaat bij zijn ouders, die inmiddels al behoorlijk op leeftijd zijn. Zijn vader heeft een herseninfarct gehad en loopt achter een rollator. In het interview zegt Ronald: “Straks is hij er niet meer en dan heb ik spijt.”

Een welgemeend Rotterdams advies: Lul niet. Stap in de auto en ga elke week effe een bakkie doen bij die ouwe lui! Geen woorden, maar daden. Maar ja, Ronald is van nul-twintig.  

Hollandse Ziekte

Dutch Disease of Hollandse Ziekte, kent u dat fenomeen? Het is een begrip uit de economie, maar sinds kort ook in de internationale sportwereld. Je hebt de medaille voor het grijpen en vlak voor de finish lig je met je snufferd op de grond. Mathieu van der Poel heeft de trend gezet. Twee weken geleden tijdens het wereldkampioenschap wielrennen in Schotland vertrok hij precies op het juiste moment uit een groepje met favorieten. Met zijn machtige benen trapte hij een een gaatje bij elkaar. Hij lag op koers voor goud. Maar toen kwam de bocht en gleed hij in de hekken. Knie, elleboog en schoen kapot. Maar Mathieu stapte weer op en stoempte naar de eindstreep. Hij kreeg de gouden medaille omgehangen en het Wilhelmus klonk. Hoe anders ging dat gisteren tijdens het WK atletiek? Sifan Hassan liep negen kilometer op haar gemak achterin het veld. Krachten sparen voor de eindsprint. Alles liep volgens plan. In de laatste ronde stoomt ze naar voren. Ze loopt iedereen eruit. Alleen de Ethiopische loopsters kunnen volgen. Nog twintig meter. Net als bij Mathieu zat ik juichend naar de livebeelden te kijken. “We worden wereldkampioen!”. Maar Sifan wil zichzelf voorbij lopen en dat lukt dus niet. Ze maakt een smakkerd en Ethiopië pakt goud, zilver en brons. Dan maar op de 4×400 meter gemengde estafette, want daar loopt Femke Bol als laatste. Dat betekent gegarandeerd een medaille. Alleen de kleur moet nog even bepaald worden. Ook deze race loopt weer gesmeerd. Femke ligt op kop. Het is Amerika of Nederland. Nog 5 meter en dan klapt ook Femke met haar neus tegen de grond. Haar estafettestokje vliegt als eerste over de streep, maar dat telt niet. Je moet er zelf aan vast blijven zitten en daarom klinkt het Amerikaanse volkslied in plaats van het Wilhelmus. Er komen nog kansen genoeg, hoorde ik Sifan en Femke dapper vertellen tegen de verslaggever. “Volgend jaar zijn de Olympische Spelen in Parijs. Daar gaat het om.” Laten we in de tussentijd hopen dat deze vallende ziekte niet al te besmettelijk is en dat er snel een middeltje tegen gevonden wordt.

Economie

Als de prijs stijgt, dan zal de vraag dalen. Dat is een economische wetmatigheid die je op de middelbare school al bijgebracht wordt. Meestal klopt dat wel, maar tussen zeven en negen uur in de ochtend en vier en zes uur in de middag gelden er op de weg en het spoor hele andere wetten. Dan regeert moeder Natuur. Zij heeft bepaald dat het voor iedereen beter is om overdag te werken en ’s nachts te slapen. De directeuren en bestuursvoorzitters verwachten prestaties en daarom staan we aan het begin van de dag in de file en proppen we ons massaal in trein, tram en bus. Een uur of negen later doen we hetzelfde, maar dan de andere kant op. Het maakt geen moer uit hoe hoog de prijs van de benzine is, we stappen ’s morgens gewoon in de auto, want we worden op het werk verwacht. Hetzelfde geldt voor het openbaar vervoer.  Als je geen zin hebt om te fietsen of het is gewoon te ver, dan stap je ’s morgens in. Je hebt geen keus. Plicht roept.

En toen las ik een klein artikel in de krant: “De Nederlandse Spoorwegen (NS) krijgen van het kabinet groen licht om reizigers tijdens de spits vanaf 2026 een hogere ritprijs te laten betalen.” Mijn bek viel open. Waarom? Wouter Koolmees, de baas van de NS, wil de treinkaartjes in de spits tientallen procenten duurder maken, omdat de treinen dan propvol zitten. In de daluren verplaatsten we nu “warme lucht”, legt Wouter uit. Dan kunnen de kaartjes wel wat goedkoper. Wouter Koolmees is een intelligente man. Hij studeerde economie aan de universiteit van Utrecht en was minister in het kabinet Rutte-III. Zou hij echt denken dat het prijsmechanisme ook in de ochtend- en avondspits werkt? Zou hij echt denken dat de economische wetten sterker zijn dan de wetten van de natuur en de bestuursvoorzitters? Slapen doen we ’s nachts Wouter! Als je meer geld nodig hebt voor de goede zaak van het spoor, zeg dat dan gewoon. Verhoog de prijs, zorg voor meer conducteurs en zorg voor langere treinen.

Maarten

Soms gaat alles gewoon z’n gangetje, is er weinig aan de hand, niets om je over op te winden. Dan valt er ook weinig op te schrijven. Wat doe je dan? Dan ga je iets doen wat je leuk vindt. In mijn geval is dat een portretje tekenen. Het is het kijkcijferkanon van de afgelopen week geworden…

Dansen

In Rotterdam hebben ze het Zomercarnaval. Drie dagen feest met als apotheose de straatparade. Een kleurrijk Caribisch spektakel waarbij wij, calvinistische droogkloten, onze ogen uitkijken. De Queen en King gaan voorop en daarachteraan dansen en swingen schaars geklede vrouwen en mannen in een lange stoet door de stad. Heel veel kleuren, nog veel meer veren en bijna geen kleren. Hartstikke leuk en prachtig bovendien. Maar er was ophef. De gemeente vond dat er in het verleden te veel gedronken werd op straat, met alle ellende van dien. Burgemeester Aboutaleb legde daarom de verkoop van alcohol aan banden. En dan was er ook het verbod op vulgair dansen, waar die arme burgemeester de schuld van kreeg. Maar die man had er niets mee te maken. Het is waar dat de burgemeester niet zo van de frivoliteiten is, daarvoor moet je bij zijn collega in Amsterdam zijn. Maar het was toch echt de organisatie van het carnaval die had besloten dat de deelnemers geen bewegingen mochten maken die lijken op “droogneuken”. Jammer, maar helaas. Als je vieze dansjes wilt zien moet je naar Amsterdam. Daar hebben ze ook een parade, maar dan op bootjes. Ook daar heel veel kleuren; Alle kleuren van de regenboog. De veren zijn er niet van de lucht en op die bootjes is het nog veel bloter dan in Rotterdam. Het is het jaarlijkse feestje van de Lhbtiq+ gemeenschap. Elke letter vertegenwoordigd een gemeenschap en de plus staat voor iedereen die vergeten is.  Zouden u en ik er dan ook bij horen? Misschien mogen wij dan ook meevaren op een bootje? Dan moet u overigens wel een vulgair dansje instuderen. Dat hoort erbij. Als u dat niet kunt of dat liever privé houdt, dan is kijken op de kade ook een optie. Of lekker thuisblijven natuurlijk. En uw eigen grijzemuizenfeestje vieren, met een bakje chips, een blokje kaas en een glaasje wijn of zo. Ik denk dat ik dat laatste kies.

Update

Het is een illusie te denken dat je als eenvoudige sterveling fluitend en ongeschonden de eindstreep haalt. “U kunt om drie uur terecht op de poli van oogheelkunde” vertelt de huisarts mij aan de telefoon. “En ik wil ook dat u even bloed laat prikken. Dat hoeft niet meteen, dat mag ook volgende week een keer, als u tijd heeft.” “Ja dokter, dank-u-wel.”

Met pupillen alsof ik net een lijntje coke gesnoven heb, loop ik met mijn vrouw door de hal van het ziekenhuis. Dat is wat oogartsen met je doen. “Laten we meteen even kijken bij de bloedafname”, stelt mijn vrouw voor. “Dat hoeft niet vandaag, dat kan volgende week ook”, sputter ik tegen. “Het is nu vast niet druk meer, ik vraag het wel even bij de balie. Wacht jij hier maar.” Het is duidelijk. Mijn vrouw werkt in de zorg en in dit gebouw heb ik maar te gehoorzamen. We mogen een nummertje trekken en moeten daarbij de knop “zonder afspraak” kiezen. Die staat dus niet op het scherm. “Ach meneer, er is net een update uitgevoerd. Er klopt meteen niets meer van.” De vriendelijke mevrouw maakt er verder geen probleem van. “Wat is uw naam?”

“De Niet”

“Uw geboortedatum?”

“Nul negen, nul vier, negentientweeënzestig”

“D. de Niet, Spechtlaan?”

Huh? D. de Niet, Spechtlaan? “Dat is mijn tweelingbroer. Of beter: Dat was mijn tweelingbroer. Hij is negentien jaar geleden overleden. Staat hij nog in uw systeem?”

De mevrouw vindt het vervelend en maakt een aantekening op een geeltje dat in haar schortzak verdwijnt. Ze zal er maandag meteen naar laten kijken, want dit is niet goed. Ik sta gelukkig een regel lager ook in haar systeem.

Ongeveer een jaar of tien geleden maakte ik hetzelfde mee aan de balie van dit ziekenhuis, herinner ik mij ineens. Sinds die tijd zijn er vrijwel zeker heel veel systeemupdates uitgevoerd, maar is het patiëntendossier vergeten. Stiekem hoop ik dat de mevrouw het briefje in haar schort ook vergeet en dat het meegaat, de wasmachine in. Ik vind het wel grappig dat Dick zo af en toe nog eens op-popt.

Huftertjes

Met een boogje probeert hij het lege pakje in de prullenbak te gooien. Hij raakt de rand en het valt precies aan de verkeerde kant naar beneden. Ik sta naast de onfortuinlijke werper op het balkon van de trein. We zijn er bijna. De man is een kop groter dan ik en ongeveer twee keer zo breed. Een beetje ongeïnteresseerd kijkt hij naar het resultaat van zijn mislukte worp. Ik wacht op het moment dat hij zijn afval opraapt en het alsnog in de prullenbak gooit. Tevergeefs. Zal ik er wat van zeggen? Ik denk aan de woorden van mijn vrouw: “Jij krijgt nog eens een knal voor je kop.” Ik buk en gooi zijn afval in de prullenbak. “Good job sir”, hoor ik de man zeggen. De trein stopt en we stappen beiden uit. Snel naar de fietsenstalling, want het was een lange dag. Lekker naar huis.

De zon schijnt nog volop en het is druk op de weg. De auto’s rijden naast het fietspad in file. In de blauwe auto met het open dakje zit een stoere gozer. U kent ze wel: Petje achterstevoren, één hand boven op het stuur en een beetje scheef op de stoel. Precies op het moment dat ik hem op mijn fietsje passeer, gooit hij met een ferme worp een leeg pakje sigaretten door het open dak op het wegdek. ‘Het zal toch niet waar zijn?” Ik wil wat roepen, maar het gaat te snel. De automobilist achter de stoere gast heeft het ook gezien en reageert wel: toet toooeeet! Gelukkig, ik ben niet de enige die op deze manier in de wedstrijd zit. Terwijl ik verder fiets, denk ik aan de les die ik het afgelopen seizoen van René van der Gijp geleerd heb, tijdens de uitzendingen van Vandaag Inside: “Laat gaan… “

Onze regering maakt even geen beleid meer. Het is nu aan de politieke partijen om hun verkiezingsprogramma’s vol te schrijven met oplossingen voor de grote problemen met stikstof en CO2. Maar… mag er in al die programma’s misschien ook een paragraafje om iets te doen aan al die kleine milieuhuftertjes?