Praatjes

Elke week een praatje van Roon.

Leuke foto

Er loopt nog niet veel volk door de winkelstraat, het is nog vroeg. Eerst een bakkie koffie en de deur open. Daarna is het tijd om de stofzuiger ter hand te nemen. Ja, ook een winkelbaas stofzuigt wel eens. “Meneer, mag ik iets vragen?”  In de deuropening staat een grote man met een enorme camera op zijn buik. Ik had hem niet opgemerkt. Hij blijft in de deuropening staan. Ik zet de stofzuiger uit en bereid mij voor op de vraag die de meeste mensen met camera’s in Amsterdam stellen. De vraag naar de juiste weg. “Mag ik een foto van u maken?”  Deze zag ik niet aankomen.

“U wilt een foto maken?”

“Ja, ik zag u net door de etalage heen, en dat zag er zo leuk uit. Mag ik daar een foto van maken?”

“Een foto van de etalage? Maar natuurlijk mag dat. Graag zelfs.”

“Ja, maar met u er achter.”

“Oh, en gaat u die dan publiceren?”

“Nee, ik maak gewoon leuke foto’s.”

“Nou vooruit dan maar, maar dan moet u beloven dat u de foto ook naar mij mailt. Ik ben namelijk wel benieuwd hoe dat eruit ziet.”

“Dat beloof ik.”

Op 1 januari ontvang ik de foto van die mooie etalage met mijn kop er in. Ik vraag mij toch af of die man gewoon een hobbyfotograaf is, die alleen maar leuke fotootjes loopt te schieten? Hij zou ook zomaar eens een modellenscout kunnen zijn. Dat soort jongens lopen regelmatig door Amsterdam hè. Dat weet u toch? Dus als u deze zomer zo’n  levensgrote poster ziet hangen in een bushokje, met daarop een knappe man met een rond brilletje in een sexy boxershort, dan weet u hoe dat zo gekomen is.

Wat zou het mooi zijn…

Een paar duizend religieuze Joden staan te bidden voor de Klaagmuur in Jeruzalem. Ze vragen hun God om een spatje regen, of eigenlijk een flinke plensbui en dan het liefst een paar weken achter elkaar. Blijkbaar is het spreekwoord “Kinderen die vragen worden overgeslagen” nog niet in het Hebreeuws vertaald.

Het is al vier jaar lang veel te droog in Israël, waardoor de landbouwgronden staan te verdorren en de drinkwatervoorziening in gevaar komt. Minister Uri Ariel heeft vorige week, samen met een paar leidende rabbi’s een openbare bidsessie georganiseerd.

Als God bestaat en hij zou voor regen kunnen zorgen, dan is het ook zijn schuld dat het nu zo droog is. Zou het dan niet zo kunnen zijn dat de God van de Joden hier een bedoeling mee heeft? Zou hij misschien iets duidelijk willen maken? Hij heeft zijn volk tenslotte al eens eerder een jaar of veertig door een gortdroge woestijn laten sjokken. Dat was ook niet voor niets. En het volk deed het. Niet in de laatste plaats, omdat het hen werd opgedragen door hun charismatische leider, Mozes. Samen met zijn broer Aäron, vertelde hij het volk dat het goed zou komen, als ze maar zouden doen wat hij zei. Hij bedacht dat niet allemaal zelf, vertelde hij het volk. Hij kreeg het ingeseind van boven.

Wat zou het mooi zijn als er nu een charismatische Jood zou opstaan, die het volk vertelt dat deze droogte niet voor niets is. Dat er iets behoorlijk mis is. Dat God nogal teleurgesteld is en dat ze nu eindelijk eens dat akkefietje met hun buren moeten gaan oplossen. Regel dat gedoe met Jeruzalem nou eens een keer. Ga er gewoon lekker samen wonen. En stop met het landjepik. Er moet toch iemand te vinden zijn die zo’n verhaal een beetje geloofwaardig over het voetlicht kan brengen? Hij noemt zich Mozes en zegt dat het goed komt, al duurt het veertig jaar. Het komt goed, als ze maar naar hem luisteren, want God heeft het zelf tegen hem gezegd.

Wat zou het mooi zijn als er dan in Oost Jeruzalem een Palestijn rond zou lopen die ook een beetje lekker uit zijn woorden kan komen en zijn mensen een goed verhaal kan vertellen. De Palestijn noemt zich Mohamed en vertelt dat hij van Allah begrepen heeft dat het toch echt niet de bedoeling is om je buren met stenen te bekogelen en al helemaal niet met bommetjes.

Ik betwijfel of God en Allah binnenkort de boel hier op aarde een beetje in de goede richting gaan sturen. Wat zou het mooi zijn als er dit jaar een Mo en Moos opstaan die het hier beneden gewoon samen oplossen. Met een goed verhaal over God en Allah of zo. Dat zou toch mooi zijn?

De handen van de koning

Daar staat hij dan, strak in het pak. De handen gevouwen voor zich, de voeten iets uit elkaar. Mooie antieke Delfts blauwe vazen gevuld met prachtige rode bloemen links op het tafeltje. Rechts aan de muur, moderne kunst. Streepjes op een wit vlak en dat twee keer. Heel apart. Het is Eerste Kerstdag en onze koning spreekt ons toe vanuit zijn woning in Wassenaar. Hij heeft een boodschap, maar welke precies is mij ontgaan. Ik kan hem niet volgen, ik ben steeds afgeleid. Natuurlijk wordt mijn aandacht getrokken door het Delfts blauw, dat begrijpt u. Ook de twee schilderijtjes naast het raam trekken voortdurend mijn aandacht. Vind ik ze mooi, of vind ik dit soort kunst een beetje aanstellerij van de bovenklasse? Ik weet het niet. Maar het meest wordt ik afgeleid door de handen van de koning. Hij kan ze niet stil houden. Het zijn geen grote gebaren die hij er mee maakt. Hij haalt ze binnen elke zin twee keer van elkaar af, toont ons dan de palmen van zijn handen,  om ze vervolgens weer ter hoogte van zijn Koninklijke pielemosie over elkaar heen te leggen. “Twitter maakt het debat soms bitter” vang ik op. Leuk gevonden. Hij heeft het over ik en wij, maar de essentie ontgaat mij. Die handen. Houdt ze stil! Het lukt hem niet en daardoor lukt het mij niet om mijn kop erbij te houden. Het ligt niet aan de koning hoor, hij doet het goed. Het ligt aan mij. De juffrouw van de lagere school vertelde het al op de ouderavond. “Ronald is niet dom, maar een beetje snel afgeleid.”

Ik hoop dat onze koning volgend jaar zijn handen gewoon in zijn broekzakken stopt.

Arme Geert

Het is toch wat, met die Geert Wilders. Reist hij helemaal naar Rotterdam om zijn nieuwe vriendje voor te stellen, een zekere meneer Hegedüs, staan die jongens van Denk daar ook ineens. Niet zo gek natuurlijk als je afspreekt op een veldje voor de Essalam moskee op Zuid, maar Geert had er toch even geen rekening mee gehouden. Foutje. Op die gure donderdag in december moet Geert het journaille ineens delen met die slimme meneer Kuzu en de imam van de moskee, die de dames en heren van de pers ook nog eens trakteert op een heerlijk kopje warme thee. En wat denk je? Een dag later schopt de Grote Blonde Leider zijn nieuwe vriendje al weer op straat. Geert was even vergeten te vragen hoe meneer Hegedüs over de rest van de wereld denkt. En wat blijkt? De beste man wil niet alleen van de moskeeën af, maar hij heeft nog veel meer rare ideeën.  Dat van die Holocaust bijvoorbeeld, dat viel allemaal best wel mee. En mensen met een kleurtje vindt hij maar raar. Die moeten we langzaam maar zeker ook maar ons mooie landje uit zien te werken.  Arme Geert. Hij wist dit niet. Geert wordt een beetje moe denk ik. Hij wil wel, maar hij kan het niet meer zo goed. Je zou bijna medelijden met hem krijgen.

Muziek bij de buren

Dikke sneeuwvlokken. Nederland verandert in een grote kerstkaart. Mijn vrouw en ik glibberen langzaam door dit sprookjesachtige tafereel. We zijn op weg naar onze oude buren. Zij zijn een paar jaar geleden verhuisd en wonen nu lekker ruim. Zij houden van cultuur en hebben vandaag hun huis beschikbaar gesteld aan een stel enthousiaste knapen. Ze maken muziek en willen hun talent aan de wereld tonen. “Muziek bij de buren”, gratis huiskamerconcerten in een intieme sfeer. Een goede invulling van de zondagmiddag, vinden mijn vrouw en ik. Daar hebben we wel een wandeling door de sneeuw voor over. Ook leuk om de buurtjes weer eens te spreken. Het is niet druk. Logisch met dit weer. Het trio staat al klaar, we zijn net op tijd voor hun tweede optreden. Ze hebben drie miniconcertjes op het programma staan. “Wijn, bier of koffie?”, vraagt de buurvrouw. “Doe maar koffie, het is tenslotte pas drie uur.” Plots trekken de jongens hun shirtje uit en gaan volledig los. Ik hou van een stevig stukje muziek, maar dit valt echt in de categorie pleurisherrie! Het optreden duurt een half uur. Ik ben kapot. Ik ben toe aan bier. Een groot blik bier. Met een piep in mijn oren knoop ik een gesprekje aan met de boys van de band. Aardige gasten, vooral als ze hun shirtje aan hebben.

De jongens maken zich op voor hun laatste optreden. Mijn vrouw en ik kijken elkaar aan. “Het was leuk buurman en buurvrouw. We spreken snel nog eens af, dahag.”

Burgermeisjes

De Royals zijn weer lekker in het nieuws. Prins Harry van Engeland gaat trouwen met de knappe Meghan Markle. De hele wereld smult ervan. Onze eigen Koninklijke beauty liep deze week op het eiland St. Eustatius rond op blauwe slippertjes. Ze waren best modieus. Niet zomaar een paartje van de Bristol. Het schijnt dat ze een eurootje of vierhonderd gekost hebben. Maar toch, een koningin op slippers, dat kan toch niet, vinden de modekenners en de royalty watchers. Het maakt mij niet uit. Ik blijf Maxima een verrijking voor ons koninklijk huis vinden. Ook op badslippers.

Het is toch verbazingwekkend hoe al die knappe burgermeisjes steeds weer bij die lelijke prinsen terecht komen. Neem nou die Prinsen van Engeland. Die Harry is toch niet echt een knappert en zijn grote broer William al helemaal niet. Daar zit nou werkelijk geen geur of kleur aan, maar hij weet wel het knapste meisje van de klas te strikken. En wat te denken van de vader van deze boys, prins Charles. De man trouwt op zijn tweeëndertigste met een knappe schooljuffrouw van twintig. Ik kan mij niet voorstellen dat Diana gevallen is voor het lieve karakter van de prins. Onze eigen koning komt thuis met een Argentijnse schoonheid. Als hij geen prins was geweest, zou hij vroeger bij het parijtje tijdens de gymles als laatste gekozen worden. Zijn naam is echt niet terug te vinden in de schoolagenda’s van de pubermeisjes. En toch weet deze te dikke prins met het lelijke gebit een vrouw als Maxima te huwen.

Of ik jaloers ben? Helemaal niet. Ik ben zelf ook met een burgermeisje getrouwd en zij is ook een stuk knapper dan ik. Maar ik heb het gepresteerd zonder ook maar één druppel blauw bloed.

Engels

Het kleine Duitse meisje kan niet kiezen. Zij wil die met Mickey Mouse, maar haar vader vindt hem te duur en kiest voor de uitvoering zonder Mickey. Moeder houdt zich een beetje afzijdig. Met haar lieve glimlach probeert de verkoopster de papa te verleiden om zijn portemonnee te trekken. Zij spreekt geen Duits, maar wel Engels. Het eind van het liedje is dat het gezinnetje er nog even over gaat denken en misschien vanmiddag nog even terug komt. Die heb ik vaker gehoord, denk ik bij mijzelf.

Ik ben in mijn pauze naar de winkel gelopen. Omdat ik al lang niet meer in Sinterklaas geloof, moet ik zelf cadeautjes kopen om het Heerlijk Avondje een beetje gezellig te maken. De lieftallige verkoopster begroet mij in het Engels. Ik snap de vergissing. Die maak ik zelf ook regelmatig. Dit is tenslotte Amsterdam. “U kunt weer gewoon in het Nederlands praten hoor. Ik wil deze, en ik weet het zeker. Ik hoef er niet meer over na te denken.” De juffrouw achter de toonbank kijkt mij een beetje verbaasd aan. Ze begrijpt mijn grapje niet. Dat heb ik wel vaker. Ik wil deze graag. Kunt u er een cadeautje van maken? Het werkt niet. De verkoopster spreekt geen Nederlands.

Die avond zijn de rollen omgedraaid. Ik ben de verkoper in één van onze prachtige Delfts Blauw winkels. Het jonge stel komt uit Spanje en spreekt Engels op hetzelfde niveau als ik. Dat is prettig. We begrijpen elkaar goed. Als ze hun keuze gemaakt hebben, vraagt de dame of wij ook aan Black Friday doen. Ze is op zoek naar korting. In mijn beste Engels, vertel ik dat het vandaag zaterdag is. Er volgt geen lach en dat ligt niet aan mijn Engels. Ik probeer het nog met “Blue Saturday”, maar ook deze blijk ik zelf leuker te vinden dan mijn Spaanse klanten.

Wat is er toch aan de hand in Nederland? De voertaal in onze hoofdstad lijkt Engels te zijn geworden. De traditionele zomer- en winteruitverkoop zijn ingeruild voor een permanente SALE. We moeten in het vroege voorjaar cadeautjes kopen voor onze Valentine. In de herfst moeten we griezelen vanwege Haloween, om een paar weken later op koopjesjacht te gaan tijdens Black Friday. Misschien kunnen onze cultuurbewakers, de heren Wilders en Baudet, hier ook eens Kamervragen over stellen.

 

Een lekker gevoel

De tribune is zo goed als leeg. Een mannetje of tien, meer niet. Daarvan zijn er vier van de tegenstander. Door het flauwe najaarszonnetje lijkt het lekkerder dan het is. Het is koud. Met mijn handen diep in de jaszakken, kijk ik naar het zevende van VFC. Tegenstander is Den Hoorn negen. Ik heb geen last van de kou, want we staan met twee nul voor. Het ziet er goed uit.

Hoe anders was dat gisteren bij de grote jongens van Feyenoord, in de Kuip. Ongeveer vijftigduizend man op de tribune. De tegenstander is een voetbaldwerg uit Venlo. Een wedstrijd om het doelsaldo wat op te krikken, zou je denken. Ik zie de wedstrijd in samenvatting, zo’n grote fan ben ik nu ook weer niet. Ze kennen mij niet in de Kuip. Ik kom er nooit. Feyenoord – VVV: één tegen één. Het is toch niet te geloven. Hoe moeilijk kan het zijn? Gewoon het balletje in het netje van de tegenstander schoppen en zorgen dat hij er bij jou niet in valt. Vraag het aan mijn zoon. Hij speelt al zestien jaar in de achterhoede van VFC. Inmiddels dus in het zevende. Daar rost hij de ballen naar voren en, als het nodig is, de tribune over, richting Maassluis.  De spits van de tegenpartij krijgt te maken met de brede schouders van mijn zoon als deze hem probeert te passeren. En als een doelpunt dreigt, is de noodrem toegestaan. Zo houdt VFC 7 het doel schoon. Ook vandaag houden de mannen de nul. Zelf prikken ze er nog één bij. Drie nul. In de kantine vier ik de overwinning met een flesje spa rood en een broodje beenham. We hebben gewonnen. Wat een lekker gevoel. Ik denk dat ik Studio Sport vandaag een keertje oversla.

Poepbacterie

Elke maandagochtend schoolzwemmen en na de les afdouchen. Het warme water klettert op mijn schouders, de lucht van chloor in mijn neus. Het is 1969. Als ik mijn ogen open doe is het weer 2017 en sta ik gewoon onder mijn eigen douche. De lucht van het chloor bracht mij even terug naar het Kolpabad. Het waterbedrijf Evides voegt sinds een paar dagen een flinke scheut van het schoonmaakmiddel toe aan het drinkwaterwater in Vlaardingen. Afgelopen woensdag werden wij gewaarschuwd dat er een vervelend beestje in het waterleidingnet terecht was gekomen. De E.coli-bacterie, ook wel poepbacterie genoemd. De Vlaardingse bevolking reageerde meteen. Het was ineens niet meer zo gezellig in de supermarkten. Ieder voor zich. Binnen een uur was er geen druppel bronwater meer te koop. Wie even niet had opgelet had pech. Inmiddels staan de supermarkten weer tot de nok toe vol met bronwater. Het leven in de haringstad is zoals we dat tijdens de vakantie gewend zijn: Een fles water op het aanrecht en een fles op de wastafel.

De vraag is hoe die bacterie in de waterleiding terecht gekomen is? In de middeleeuwen gooiden vijandelijke legers lijken van pestslachtoffers in het drinkwater om zo de ziekte in de belegerde stad te laten uitbreken. Het begin van biologische oorlogsvoering. Zijn het nu de Russen of is het die spleetoog uit Noord Korea? Heeft de man van de geheime dienst zijn huiswerk niet goed gedaan? Moest hij in Rotterdam zijn en nam hij een verkeerde afslag? Volgens het waterbedrijf is er waarschijnlijk iets mis gegaan tijdens werkzaamheden. Foutje, bedankt. Of toch niet? Was het een bewussie van een servicemonteur? Bij gebrek aan pest, staken de Schiedammers in de middeleeuwen onze kerk in de fik. Het is sinds die tijd niet meer goed gekomen. Ik denk dat die waterleiding-werklui uit Schiedam komen.

Seinstoring

Ik was er niet bij, maar het moet weer ouderwets gezellig zijn geweest, tijdens de Vrijmibo van Prorail, regio Den Haag. “Zullen we er nog één nemen?” “Ik heb nog wel dienst straks.” “Doe niet zo ongezellig.” “Nog ééntje dan.”

Als ik om 21.30 uur in de trein van Amsterdam naar Vlissingen stap is er nog niets aan de hand. Ergens tijdens mijn ritje moet het gebeurd zijn. Vlak voor station Leiden komt de trein tot stilstand. Na een minuut of tien vertelt de conducteur dat we nog even geduld moeten hebben, omdat het nogal druk is op station Leiden. De meeste reizigers weten het dan al. Dit wordt weer een latertje. Als we het station dan toch binnenrijden, volgt de boodschap waarvan we wisten dat hij ging komen: “Deze trein zal niet verder rijden, maar terugkeren naar Amsterdam.” De borden op het perron tonen ons, dat de trein naar Dordrecht 15 minuten vertraging heeft. Even later wordt deze vertraging opgeschroefd naar 30 minuten. De juffrouw van de stationsomroep bevestigt dit. Als de trein dan eindelijk is gearriveerd en iedereen is ingestapt lezen we op het informatiescherm in de trein dat we teruggaan naar Amsterdam. Het bord op het perron zegt dat we naar Dordrecht gaan. Uiteindelijk stapt de hele meute weer uit. Een conducteur op de trap vertelt, zo rustig mogelijk, dat er totaal geen treinverkeer meer mogelijk is tussen Leiden en Den Haag. Spoedig daarna is deze boodschap ook bij de juffrouw achter de stationsmicrofoon bekend. Een grote sein- en wisselstoring en niemand van Prorail die dat even snel kan oplossen. Snapt u nu waarom ik zo’n hekel heb aan die vrijdagmiddagborrels? Ik kijk om mij heen en zie overal mensen die met hun telefoon in de weer zijn. Groepjes mensen rondom de arme NS medewerkers, die goede raad proberen te geven. Ik zie een jonge dame met tranen in haar ogen door de stationshal lopen. Maar ik zie geen volksopstand. Geen oververhitte reizigers die hun woede botvieren op de eerste de beste persoon met een NS uniform. De moderne treinforens gedraagt zich voorbeeldig. Zelfs als de seinen na een dag hard werken op rood blijven staan. Hij berust in zijn lot en zoekt zijn eigen weg. Vier keer overstappen en anderhalf uur langer onderweg. Wat is het probleem?