admin

Kampioen II

Vorige week moest het gebeuren. De champagne stond al koud. Mijn zoon zou met VFC 7 kampioen worden. Het was een thuiswedstrijd. Mooier kon niet. Maar het ging mis. Niet dat er verloren werd, maar de tegenstander belde een dag  voor de wedstrijd af. Te weinig spelers. Dat kan in de wereld van het amateurvoetbal. En dus rijden we op zondagochtend 26 mei naar Den Haag voor de wedstrijd tegen het elfde van Quick. Met een handjevol supporters staan we op een knollenveld achter de kleedkamers. VFC 7 speelt zelden op veld 1, daar zijn de mannen inmiddels wel aan gewend. De bal gaat op het dak van de kantine. Is er een andere bal? Nee. De bal vliegt over het hek, in de sloot. Het spel ligt stil. Dit is de wereld van het amateurvoetbal. VFC 7 raakt er niet van in de war. En toch gaat het na twintig minuten mis. De eerste uitbraak van de Hagenezen is meteen raak. We staan met één nul achter. Zou het de spanning zijn? Gelukkig prikt onze spits er vlak voor rust nog ééntje in. Direct na rust scoren we de twee – één. En een paar minuten later… een hoge bal van achteruit. Daar komt de drie – één. We tellen hem al. Het feest kan beginnen. De Haagse verdediger ziet zijn keeper komen en stapt opzij. De keeper kijkt naar de bal, net als onze spits. Het is een harde botsing. De keeper gaat neer. Hij is out. Hij blijft liggen. 112 wordt gebeld. De scheidsrechter staakt de wedstrijd. Met bloemen en champagne in de dug-out is het wachten op de ambulance. Nu even geen feestje. De wedstrijd gaat de boeken in als 1-2 en dus is VFC 7, het team waar mijn zoon het slot op de deur is, kampioen van het seizoen 2018/2019. Als de keeper van Quick het veld in de ambulance verlaat, knalt de champagne. De wereld van het amateurvoetbal is keihard.

Kampioen

V: Waar komen Joden toch vandaan?

A: Israël, hier ver vandaan

V: Wonen daar ook Superjoden?

A: Ja, daar wonen ook Superjoden

V: Vinden Joden voetbal fijn?

A: Als ze maar voor Ajax zijn.

A: Amsterdam, Amsterdam, Amsterdam (2x)

(V= voorzanger, A= allen, melodie: het Smurfenlied)

Op woensdagavond had ik het zwaar. Om een uur of zes  wandel ik in een fijn lentezonnetje via het Rokin en het Damrak naar Centraal Station Amsterdam. Honderden vrolijke jonge mannen lopen mij tegemoet, Ze dragen sjaaltjes, vlaggen en shirtjes van de club uit deze stad. Hun club wordt vanavond kampioen van Nederland en dat gaan zij vieren op de pleinen en in de cafés.  Met mijn hoofd gebogen probeer ik zo snel mogelijk de trein naar Rotterdam te bereiken.

Als ik een dag later, halverwege de ochtend, in Schiedam weer op de trein naar mijn werk stap, blijkt het allemaal nog veel erger te kunnen. Tot mijn verbazing zit de trein uit Rotterdam vol met schreeuwende en joelende mannen. Ze zijn op weg naar de huldiging. Met een Rotterdamse tongval zingen ze over Superjoden en ze blèren dat je geen Jood bent als je niet springt. In het bovengedeelte van de dubbeldekker zitten heel veel Joden.  In Delft komt er een jongen naast mij zitten. Hij draagt het shirt van de landskampioen. Ik krimp ineen.  Het normaal zo ontspannen ritje van Schiedam naar Amsterdam is vandaag een helletocht. Als ik eindelijk de trein mag verlaten, wordt het er niet beter op. De hele dag wordt ik geconfronteerd met supportersgeluk, dat zich uit in luide primitieve dierlijke klanken.  Ik ben de dag doorgekomen, maar vraag niet hoe.

Toen mijn Rotterdamse kluppie twee jaar geleden gehuldigd werd, heb ik een vrije dag genomen en ben ik naar de Coolsingel gegaan. Dat doe ik voortaan ook als ze in Amsterdam weer wat te vieren hebben.

Winnen

Tom Dumoulin is begonnen aan de Ronde van Italië. Het is de bedoeling dat hij deze ronde voor de tweede keer op zijn naam gaat schrijven. Hij heeft er alles aan gedaan. Tijdens de eerste etappe, een korte tijdrit, wordt Tom meteen dik geklopt door een Sloveense schansspringer die een paar jaar geleden zijn ski’s ingeruild heeft voor een racefiets. Na 8 kilometer, een halve minuut achterstand. Dat is even slikken.

Afgelopen woensdag moesten we ook slikken. We dachten na 45 minuten dat Ajax de cup met de grote oren wel even zou gaan winnen. Twee nul voor in eigen huis en uit ook al met één nul gewonnen. Dat wordt de finale. Dat kan toch niet meer mis gaan? Het ging dus wel mis. En hoe!  In de laatste minuut van de verlenging. Einde verhaal. Het sprookje is uit.

Het verhaal van Kiki Bertens is nog lang niet uit. Het wordt steeds mooier. Ondanks de slechte adem van haar coach, won Kiki afgelopen zaterdag het WTA-toernooi in Madrid. Zij is nu de op drie na beste tennisspeelster van de wereld. We tellen weer mee in het internationale tennis.

En dan hebben we Duncan Laurence, de jongen die niet alleen mooi onder water kan zwemmen, maar ook nog mooi kan zingen. Alle deskundigen zijn het erover eens, de komende week gaan we voor het eerst sinds hele lange tijd het songfestival weer eens winnen. Het is al bijna zeker.

De Nederlandse Leeuwinnen beginnen over een paar weken aan het WK voetbal voor vrouwen. Ze zijn in vorm. Ze zullen de ene na de andere wedstrijd gaan winnen en op 7 juli zijn we wereldkampioen.

Wat zijn we goed! Maar wat nou, als het toch niet lukt, als we net naast de winst grijpen? Helemaal niet erg. Daar wordt het verhaal alleen maar beter van. Vraag maar aan die Ajax-supporters.

Gesprekje in de trein

De trein is vol. Logisch op vrijdagavond zes uur, avondspits.  Het is maar een klein stukje van Delft naar Schiedam, niet de moeite om naar een zitplaats te gaan zoeken.

“Het is toch wat. Moet je nou toch kijken, iedereen is alleen maar met zijn telefoontje bezig,” Als ik van mijn telefoon opkijk, zie ik dat de man het tegen de jongen naast mij heeft. De jongen kijkt niet op zijn telefoon, maar heeft wel oortjes in en reageert dus niet. Automatisch maak ik oogcontact met de man. “Wil je even meekijken?”, vraag ik bij wijze van grapje. De man maakt gretig gebruik van het contactmoment. Hij wil niet kijken, hij wil praten. Hij vertelt over vroeger en over zijn kinderen. Dat ze de weg niet meer weten als de telefoon het niet doet. Dat zijn vriend een NS app gedownload heeft, maar nooit met de trein reist. “Ik reis regelmatig heen en weer naar Amsterdam”, vertel ik de man, “dan heb je die app hard nodig.” “Ik ben onderweg naar Baarle Nassau”, zegt de man. “Ik hoop dat mijn vriendin op mij staat te wachten. We zitten daar op zo’n vakantiepark, maar daar mag je wel permanent wonen. Er is een mooi verwarmd zwembad bij. Mijn vrouw is vorig jaar overleden. Kanker. Maar ja, je moet verder hè. Het leven gaat door. Mijn eerste vrouw is vijftien jaar geleden overleden. Ook kanker.  Je kan in een hoekje gaan zitten huilen, maar dat helpt niet hè. Ik heb nu weer een vriendin. Via zo’n datingsite.  Je hoeft niets te doen. De mooiste vrouwen melden zich vanzelf. Dat is toch fantastisch meneer. Zou je ook eens moeten proberen.” “Maar ik heb een lieve vrouw, meneer. Ik ben al 33 jaar heel gelukkig getrouwd.” “Dan ga je toch naar Second Love.” “Ik ben er al. Maak er een mooi weekend van meneer, samen met uw vriendin.”

Vader en dochter

Bij de Oranjes aan de ontbijttafel:

“Mag ik iets vragen, Pap?”

“Ja natuurlijk schatje, wat wil je weten?”

“Hoe oud moet je zijn om lid te worden van het Republikeins Genootschap?”

“Het Republikeins Genootschap? Wat zullen we nu beleven. Waar gaat dit over?”

“Nou, Pap, ik vind het best dat jij je verjaardag viert, maar waarom moet dat altijd buiten en waarom moeten wij allemaal mee? Ik heb er geen zin meer in. Ik heb gisteren weer lopen verrekken van de kou. En dat was niet de eerste keer. Het is bijna altijd koud op jouw verjaardag. Als je je verjaardag dan zo nodig moet vieren, huur dan gewoon een zaaltje of zo.”

“Maar Amalia, meisje, ik ben de koning en jij bent mijn kroonprinsesje. We moeten de gewone mensen toch ook een beetje plezier geven. Daar betalen ze belasting voor. De mensen vinden het leuk om ons een handje te geven en met ons op de foto te gaan. Is dat nou zo erg?”

“Ja, dat is erg. Ik moet van jullie verplicht lachen, terwijl ik sterf van de kou. Ik heb gisteren twee keer mijn jas aangetrokken en twee keer moest ik hem van mama weer uittrekken. Het jurkje stond mij zo mooi, zei ze. En hoe moet dat als ik straks koningin ben? Weet je wanneer ik jarig ben? In december! Ik heb er geen zin meer in pap. Laten we er gewoon mee stoppen.”

“Lieve Amalia, ik snap heus wel dat het niet altijd even leuk is, maar als we ermee stoppen, dan moet je straks gaan werken hoor. Is dat dan wat je wilt?”

“Jongens, jongens, laten we het gezellig houden. Ik heb een idee.”

“Oh ja, daar heb je mama weer met haar goede ideetjes.”

“Luister. We gaan voortaan mijn verjaardag vieren. Ik ben op 17 mei jarig, dan is het bijna altijd mooi weer. Koninginnedag klinkt ook veel beter dan Koningsdag. En de mensen vinden mij toch veel leuker dan papa. Als jij dan straks koningin wordt, dan blijf je Koninginnedag gewoon op mijn verjaardag vieren. Dat heeft oma vroeger ook gedaan. Vinden jullie dat geen goed idee?”

 

 

Pasen 2019

Eerste Paasdag begint met de berichten op Nu.nl:

“Zeker 138 doden en 400 gewonden door explosies in kerken en hotels op Sri Lanka”

“Mogelijk Nederlanders onder slachtoffers Sri Lanka.”

“Paasvuren in Duitsland veroorzaken stankoverlast door oostenwind”

“Meerdere explosies in Libische hoofdstad Tripoli”

“Weerbericht: Veel zon en vooral in het zuiden hoge temperaturen”

AD.nl opent ook met de ellende op Sri Lanka en de stankoverlast door de paasvuren. Bericht drie en vier gaan over een meisje dat is omgekomen bij een verkeersongeluk en kikkers, padden en salamanders die uitgeroeid dreigen te worden door schimmel.

Ik lees het allemaal op mijn laptopje in de trein, op weg naar mijn werk.

Amsterdam barst bijna uit zijn voegen. Hier geen zorgen over aanslagen, paasvuren of uitstervende kikkers. Hier telt alleen bericht vijf van Nu.nl, veel zon. De rondvaartboten zitten vol evenals de terrassen. De lucht van bier en wiet. Niemand lijkt zich zorgen te maken. De enige alarmbellen die je hoort zijn die van de tram en de fiets, de hele dag door. Er is niemand die daar nog zenuwachtig van wordt. Het zou pas angstig worden als de bellen niet meer rinkelen.

De ouders van het verkeersslachtoffer hebben geen idee dat de zon schijnt. Op Sri Lanka heeft Pasen vanaf vandaag een heel andere betekenis. De kikkers en salamanders hebben geen benul van hun bedreigde bestaan. Ze denken niet na over de toekomst. Ze leven gewoon, totdat het ophoudt. Als ik, na mijn werk, tussen de gezelligheid in Amsterdam doorloop, moet ik aan die kikkers denken.

Lente

Word het de winterjas of zoek ik mijn zomerjasje weer op? Gisterenochtend was het om elf uur nog aardig fris. Vanavond kan het ook koud zijn op de fiets. Het wordt de winterjas. Als ik op de fiets zit gaat hij al snel los. Het is toch al warmer dan ik dacht. Voor mij, zie ik twee kleine kindertjes het hele fietspad in beslag nemen. Daar ga ik straks bij het stoplicht wel voorbij, om ongelukken te voorkomen. Als een soort moeder de gans fiets de jonge vrouw voor de twee kleintjes uit. Er zit nog een heel klein jongetje op het stoeltje dat aan het stuur hangt. Speen in zijn mond. Achterop ook een kinderzitje. Het meisje dat hierin zit zal een jaartje ouder zijn. De twee daarachter schat ik op een jaar of vijf en zeven. Bij het stoplicht sta ik naast de moeder. “Hij doet het weer”, huilt het meisje. “Ophouden nu”, roept moeder. “Daar gaat je knuffel. Raap op.” Ik kijk moeder aan, maar zeg niets. Dat kan zij er nu niet bij hebben. “Hij is groen opschieten nu.”  Waar gaan ze naar toe? Waar is vader, nu hij zo dringend nodig is? Ik denk dat hij al een jaar lang niet meedoet. Hij is met zijn missie bezig. Vandaag gaat hij bewijzen dat hij op zijn veertigste nog alles kan. Hij loopt de marathon van Rotterdam. De marathon waar hij al een jaar voor aan het trainen is. Als hij zijn medaille heeft, zal hij er weer voorde kinderen zijn. En daarom is moeder met de vier kids onderweg naar Rotterdam, om papa over de finish te zien komen. Dat denk ik tenminste. Een stukje verder passeer ik een iets te dikke stoere man op een scooter. Naast de scooter loopt zijn nog stoerdere hond, zo’n type vechthond. Tong uit zijn bek. De hond moet in conditie blijven. Het baasje niet. Gelukkig zijn er ook nog hockeymeisjes op weg naar hun zondagse wedstrijdje. Dat ziet er een stuk gezelliger uit. Het zonnetje schijnt, de bollen staan in bloei. Vader brengt morgen kleintjes weer naar bed. De lente is begonnen.

Senioren

“De beelden kunnen als schokkend worden ervaren.” Als je naar het journaal op televisie kijkt, word je soms gewaarschuwd. Afgelopen woensdag lees ik op de voorpagina van mijn krant in koeienletters: Poeptest darmkanker blijkt succes.  Wat zou ik het gewaardeerd hebben als de redactie van de krant een waarschuwing onder deze kop had geplaatst: “Enkele zinnen in dit artikel kunnen als schokkend worden ervaren.” Maar in de krant word je nooit gewaarschuwd.

Drie dagen voor dit krantenartikel heb ik een brief ontvangen waarin staat dat ik geen vervelende poliepen in mijn darmen heb zitten. Ik heb namelijk ook meegedaan aan de poeptest. Het was gratis.

De poeptest is een succes. Mijn poeptest is een succes. Allemaal goed nieuws, niets schokkends aan. En toch verslik ik mij bijna in een stukje brood als ik tijdens het ontbijt het artikel onder de krantenkop lees:  “Het grote succes blijkt vandaag uit onderzoek in opdracht van het RIVM. Senioren leveren massaal een poeptest in voor controle”.   Ik vind dat schokkend. Ik lees dat ik tot de categorie senioren behoor. Senioren, een eufemisme voor bejaarden. Senioren wonen in een seniorenwoning en gaan op vakantie met een seniorenreis. Senioren verplaatsen zich met een scootmobiel of met een traplift.  Ik weet ook wel dat ik geen twintig meer ben en ik draag al weer een hele tijd een bril met varifocus glazen. Maar om mij dan maar meteen bij de senioren in te delen, dat vind ik schokkend en stigmatiserend bovendien. Ik ben niet bejaard! Ik mag nog lang niet met pensioen. Ik mag nog alles eten van de dokter.  Ik bezoek nog regelmatig rockconcerten, waar ik dan weer wel heel veel oude knarren tegenkom. Ik draag hele hippe spijkerbroeken, maar wel zonder scheuren, dat gaat mij dan weer net te ver.

Ik ben bang dat ik nog in mijn ontkenningsfase zit.

Boos

Sjonge, wat zijn wij gelukkig in Nederland.  Er zijn maar 4 landen in de wereld waar de mensen nog gelukkiger zijn dan hier. Dat staat in het Wereldgeluksrapport van de Verenigde Naties dat afgelopen week verscheen.  Maar als je naar buiten kijkt, zie je alleen maar boze mensen. De temperatuur loopt hoog op  in ons kouwe kikkerlandje. De conducteurs en de buschauffeurs zijn boos, omdat ze helemaal geen zin hebben om tot hun zevenenzestigste te blijven werken. De politieagenten zijn het daarmee eens en zijn ook boos. De meesters en juffen zijn boos, omdat ze te weinig verdienen en omdat ze meer collega’s willen. De zusters in het ziekenhuis en verpleeghuis kunnen geen praatje meer maken met de patiënten, want geen tijd.  Zusters boos en patiënten boos. Ik zag massa’s mensen in de stromende regen van de Dam in Amsterdam naar het Museumplein marcheren. Ze zongen wel, maar ze waren niet blij. Ze waren boos, dat kon je lezen op de borden en spandoeken die ze meedroegen. “Het gaat helemaal mis met de wereld. Het wordt veel te warm. En dat is de schuld van de regering. Die doet veel te weinig.” Thierry Baudet is juist boos, omdat de ministers veel te veel  willen doen aan het klimaat. Dat heeft geen enkele zin. En als Thierry het zegt dan is dat zo, vinden heel veel boze mensen met hem. Bovendien hoorde ik Thierry zeggen dat het de schuld van Rutte en zijn vrienden is, dat er in Utrecht drie mensen zijn doodgeschoten.  En dan gaat Freek de Jonge op het feestje van de Boekenweek  helemaal uit zijn plaat, omdat Thierry zulke domme dingen zegt.

Gelukkig hebben we in Nederland de Stichting Ideële Reclame (SIRE), die begin deze maand een campagne is gestart: #DOESLIEF. Staan we misschien volgend jaar ook nog op de vijfde plek van de Wereld-geluksthermometer.

Roon de tuinman

Als u de komende dagen een man tegenkomt waarbij u denkt, “dat is toch Roon? Wat loopt hij raar”, dan moet u daar geen verkeerde gedachten bij hebben. Ik ben het inderdaad en ik zal mij de komende dagen waarschijnlijk een beetje raar voortbewegen. Dat komt zo:

Afgelopen zondagmiddag regende het eens een keertje niet, er scheen zelfs een flauw zonnetje. Tijd voor een klusje in de tuin. Mijn vrouw heeft op internet gelezen dat het pluimgras in het voorjaar tot net boven de grond afgeknipt moet worden. En als de plant te groot wordt, kan je hem splitsen. Ons pluimgras is groot. Veel te groot voor een stadstuintje. Geïnspireerd door de TV-reclames van Hornbach en Kornuit, trek ik mijn tuinhandschoenen aan. Met heggenschaar, spa en snoeischaar ga ik het vlijmscherpe gras te lijf. Allemachtig, het blijkt geen klusje, maar een heus project. Het pluimgras geeft zich niet zomaar gewonnen. Maar Roon is een doorzetter, dat weet u. Hij gaat door tot het gaatje. Na een dik uur vrij worstelen met gras en kluit is de klus geklaard. Voldaan neem ik plaats op het tuinbankje en drink een bakkie. Als ik opsta, weet ik hoe laat het is. De komende dagen zal mijn gevoelsleeftijd een stuk hoger liggen dan mijn dan mijn biologische.