Aardig

De dag begint lekker. Droog en een flauw zonnetje. Dat was de laatste dagen wel even anders. Ook de treinen rijden keurig op tijd. Wat kan er nog mis gaan? “Sir, sir”, hoor ik achter mij als ik in de hal van Amsterdam Centraal loop. De voertaal in onze hoofdstad is Engels, daar ben ik inmiddels wel aan gewend. Ik word er zelden aangesproken, maar voor de zekerheid kijk ik toch maar even achterom. Een keurige man van een jaar of dertig blijkt het tegen mij te hebben. Hij reikt mij iets aan. Het is mijn brillenkoker. Een grote, die maar net in mijn jaszak past. “You lost it.” “Oh… thank you very much”, antwoord ik. Wat aardig van die man. Ik had niet eens in de gaten dat hij uit mijn zak gevallen was.

Mijn werkdag eindigt altijd in de fietsenstalling van station Schiedam Centrum. Het is een kale deprimerende ruimte, waar de lelijkheid van de mens goed tot zijn recht lijkt te komen. Er worden fietsen gestolen en er lopen onverlaten rond om fietstassen te checken op waardevolle spullen. Maar er gebeuren ook mooie dingen in fietsenstallingen. Denk maar eens terug aan uw schooltijd. Zelf heb ik wel eens een medereiziger mijn fietspompje geleend en brandende achterlichtjes zet ik uit als ik het knopje kan vinden. Geen heldendaden. Je zal er geen lintje voor krijgen, maar gewoon een beetje aardigheid. Zo doen wij forenzen dat. Op de dag dat de meneer in Amsterdam mijn brillenkoker opraapte en de moeite nam om achter mij aan te lopen, ligt er een huissleutel op het koffertje achterop mijn fiets. Bijzonder. Iemand heeft die sleutel blijkbaar in de buurt van mijn fiets op de grond zien liggen en gedacht dat die misschien wel eens van mij zou kunnen zijn. Wat aardig. Ik tel de sleutels aan mijn sleutelbos. Zes. Ze zitten er allemaal nog keurig aan. De sleutel verhuist naar het zadel van de fiets naast mij. Rutger Bregman schreef een boek met de titel “De meeste mensen deugen”. Ik denk dat hij gelijk heeft.