Zomertijd

Tja, de zomertijd. In 1977 zijn we ermee begonnen. We konden in die tijd niet zo goed door één deur met de Arabieren en dus draaiden de sjeiks in het Midden-Oosten de oliekraan een beetje dicht. Na de autoloze zondag dachten we met de zomertijd het ei van Columbus gevonden te hebben. Energie besparen door de klok in het voorjaar een uur vooruit te zetten. Sinds een paar weken kunnen we helemaal niet meer door één deur met de baas van Rusland en dreigt de gaskraan dicht te gaan. De zomertijd gaat dat probleem niet oplossen, daar zijn de geleerden het inmiddels wel over eens. Waar ze het niet over eens zijn, is de vraag waar die zomertijd dan wel goed voor is. De boeren zeggen dat de koeien het niet snappen en dat de kippen van de leg raken. De natuur is in de war, de campinggasten vinden dat uurtje extra in de avond fantastisch, maar een kwart van alle Nederlanders schijnt een paar weken depressief rond te lopen als gevolg van een verstoord bioritme. Het is gedoe, dat gehannes met die klok, elk voor- en najaar. Dan stoppen we er toch mee, zou je zeggen. Maar zo simpel is dat niet. In de Europese Unie wordt er al jaren over gediscussieerd, zonder duidelijk resultaat. De klok is dit weekend dus gewoon een uurtje vooruit gezet. Sneu voor die vier miljoen landgenoten die nu weer een paar weken met een zwaar gemoed de dag moeten zien door te komen. Persoonlijk snap ik het probleem niet zo. Van mij hoeft die zomertijd niet, maar ik ga er ook niet moeilijk over doen. Mijn bioritme is na een dag al weer op orde. Ik heb de gordijnen goed dicht gedaan en de wekker op zondagochtend een uurtje later gezet. Als je van de dominee of meneer pastoor ter kerke moet, dan had je op zaterdagavond ook gewoon een uurtje eerder je bed in kunnen duiken. Probleem opgelost. Zo ingewikkeld is dat toch niet?