Moeten we het nog hebben over de tenenkrommende vertoning van afgelopen week in Den Haag? Twee weken geleden hoorden we de politiek leiders in koor vertellen dat ze het signaal van de kiezer hadden begrepen. “Den Haag is te veel met zichzelf bezig en dat moet anders.” Het resultaat van dit inzicht is, dat onze regering even helemaal niets doet, om zo de val van het kabinet nog wat uit te stellen. Het maakt mij bloedchagrijnig, maar ik zal u er niet mee lastigvallen.
Praatjes over pies en poep zijn meestal grappiger dan over politieke kwesties. Maar niet altijd. Toen ik vrijdagavond de fietsenstalling uitreed, stond een man in de hoek tegen de glazen pui te plassen. Hij was waarschijnlijk vanuit Oost Europa naar Nederland gekomen om hier wat centen te verdienen. De volgende ochtend word ik in Amsterdam geconfronteerd met een man die aan het proberen is de Munttoren omver te piesen. Gelukkig regent het, dat maakt het ontbreken van een stortbak wat minder erg. Op zondagochtend moet ik op station Schiedam een klein stukje omlopen, omdat een man van zijn zondagsrust geniet op het betonnen trapje naar de stationshal. Hij ligt nog heerlijk te slapen onder een dekentje. De man heeft zich behoorlijk vergist. Misschien heeft zijn vrouw hem nog proberen tegen te houden, maar hij ging toch. Ze zouden het beter krijgen, want hij ging geld verdienen in het rijke Westen. Al die mannen zijn hier met een missie en ze gaan ook niet zomaar weer terug naar hun familie in Oost Europa of Afrika. Ze zijn op zoek naar geluk, maar zullen het waarschijnlijk nooit vinden. Ze slapen op bankjes of trappen in het station en plassen in de openlucht. Het is een treurig bestaan en ik realiseer mij nog maar weer eens dat het een voorrecht is om in de zeikregen naar mijn werk te mogen fietsen.