Met mijn broer in de kofferbak verlaat ik de begraafplaats. Het zou de eerste zin van een slechte thriller kunnen zijn. Tijdens een bezoek, eerder dit jaar, zag ik de mededeling dat in het voor jaar van 2022 de vakken C en I geruimd zouden worden. Er blijkt niet alleen schaarste op de huizenmarkt en krapte op de arbeidsmarkt, maar ook voor onze doden is de ruimte beperkt. “Als u het grafmonument of andere spullen zelf wilt meenemen, laat u dit dan voor 31 december 2021 aan ons weten” las ik op het mededelingenbordje. En nu ligt de steen van mijn broer in mijn kofferbak. Wat ik ermee moet? Geen idee. Als staptegel in de tuin? Dat lijkt mij niks. Dick liet niet over zich lopen. Met een haakje aan de muur is geen optie. Veel te zwaar. Maar de steen overlaten aan de nukken van de hovenier van dienst, dat vond ik ook geen prettig idee. Het ruimen van de stoffelijke resten is al naar genoeg. Met mijn familie heb ik de verschillende alternatieven overwogen, maar het leverde weer nieuwe dilemma’s op. “Het gaat zoals het gaat” staat er op de steen en met die gedachte hebben we de knoop doorgehakt. In het voorjaar maakt mijn broer plaats voor nieuwe doden. Hij was een sociale jongen. Maar ja, die steen. “Grafzerken zijn onnodige luxe voor de doden” hoorde ik Matthijs van Nieuwkerk zeggen in zijn zomerprogramma Chansons. Mooi gezegd. Het stoplicht staat op rood. Ik denk aan Dick. Al die ritjes die we in zijn laatste jaar samen naar het ziekenhuis maakten. En nu, na al die lange eenzame jaren rijd ik samen met mijn broer naar huis. Het zou zomaar de laatste zin van een mooi kerstverhaal kunnen zijn. Jammer. Het verhaal van Dick is ruim zeventien jaar geleden al behoorlijk beroerd geëindigd. Maar zijn naam is in marmer gebeiteld.