Dertig jaar

Dertig jaar geleden was de laatste dag van maart nogal bijzonder. Een beetje onbeholpen zat ik in het ziekenhuis met een nat washandje. Ik probeerde mijn vrouw bij te staan bij de geboorte van onze zoon. Kansloze missie, natuurlijk. Gelukkig waren de dokter en de verpleegkundige er ook. Een mooie bevalling werd het niet en ik schrok ook een beetje toen ons kindje de moederschoot verliet. Dat lag niet aan hem, dat was de schuld van de dokter die hem met een soort spaghetti-tang om zijn bolletje op de wereld zette. Het resultaat was een punthoofd met veel bloederige wonden. Na een paar spannende dagen in de couveuse als gevolg van een ziekenhuisbacterie, ontpopte onze baby zich als de mooiste van de hele wereld. Eenmaal thuis bleek hij, net als zijn vader, een avondmens te zijn. Sterker nog, hij leefde vooral ’s nachts. De dag gebruikte hij om lekker lang te slapen. De eerste paar jaar hebben mijn vrouw en ik een aantal belangrijke regels van het consultatiebureau aan ons laars gelapt, om aan onze broodnodige nachtrust te komen. Het is allemaal goed gekomen. De jongen groeide netjes op, had leuke vriendjes en nam zijn vader mee naar de voetbalclub om te vlaggen. Hij droomde ervan om ooit in het shirt van Feyenoord te voetballen. Ik droomde mee en bracht mijn jongen naar de trainingen en de uitwedstrijden. Helaas bleek hij het talent van zijn vader te hebben. Maar waar ik het na twee jaar clubvoetbal voor gezien hield, zette hij door. Hij is een volhouder en een doorzetter en voetbalt nog elke week in de kelderklasse van het amateurvoetbal. Daar knapt hij achterin het vuile werk op, om samen met de keeper het doel schoon te houden. Zijn lieve vriendin nam hem op zijn verjaardag mee naar de Kuip. Daar zagen ze Feyenoord natuurlijk winnen. Nog maar zeven punten achter op de koploper. Het zou mij niets verbazen als mijn zoon en ik morgenochtend wakker worden met dezelfde glimlach op ons gezicht. We stonden samen op de Coolsingel te zingen onder het bordes. Lekker toch, een beetje blijven dromen?