We moeten het er toch maar even over hebben. De Olympische spelen. Ruim twee weken heel veel sport en steeds meer spel. Japan wilde eerst wel, later weer niet, maar deed het toch. Het sloot sporters op in kleine kamertjes, omdat ze positief testten. Niet op doping na de wedstrijd, maar op corona voor de wedstrijd. Wedstijden die meestal werden gespeeld als wij op één oor lagen. In het holst van de nacht werd er gestreden, speelden zich drama’s af en werden overwinningen gevierd. Mathieu van der Poel lag al na een paar minuten op zijn rug, Henk Grol had daar maar een paar seconden voor nodig. De vrouwen van het handbal, voetbal en het waterpolo huilden van verdriet en die van het hockey van geluk. Op de fiets deden we het goed, maar op het paard dan weer niet. Te voet en in de boot ging het behoorlijk snel en wonnen we meer medailles dan we hadden verwacht. Chef Pieter was trots en tevreden. IOC baas Thomas noemde de spelen uitdagend en magisch. Ondertussen ging het leven in ons kikkerlandje gewoon door. Dat is het voordeel van Spelen aan de andere kant van de wereld. Wij hebben er niet zo veel last van. Je kan gewoon doorwerken. ’s Morgen lees je wel wie er gewonnen heeft en ’s avonds wordt je op TV nog een beetje bijgepraat. Hoe anders zal dat over drie jaar zijn? Dan hebben we dat virus eindelijk onder controle en draait de economie natuurlijk al weer op volle toeren. Als je een beetje lekker in je carrière zit, wordt je waarschijnlijk wel uitgenodigd door een zakenpartner. Zit je te laag in de pikorde, dan zet je je tent of caravan op de camping in Frankrijk. Heb je mazzel, dan zit je op de tribune en anders is de TV ook prima. Er zal ook weer gewonnen en heel veel verloren worden en we zijn er allemaal bij. Elke dag. Heerlijk toch? Maar het duurt nog drie jaar. Gelukkig beginnen we volgende week weer met het voetballen. Ook leuk.