Mijn moeder

Eerlijk is eerlijk, er gaan weken voorbij dat ik niet aan mijn moeder denk. Maar op 7 februari is ze altijd even in mijn gedachte. Dat is de dag dat zij jarig was. Ze zou dit jaar negentig geworden zijn. Er zijn niet zoveel mensen die dat halen. Mijn moeder heeft het bij lange na niet gehaald. We hebben haar tweeënzestigste verjaardag nog gevierd. Nou ja, gevierd. Er viel al niet zoveel meer te vieren. Haar bed stond in de woonkamer. Twee maanden later was de begrafenis. De herinneringen aan mijn moeder zijn in de loop der jaren vervaagd. Ze kwam een beetje in de schaduw te staan van mijn vader, omdat hij het tweeëntwintig jaar langer volgehouden heeft dan zij. Mijn moeder was bovendien geen vrouw die op de voorgrond trad. Ze viel niet zo op. Maar, met terugwerkende kracht moet ik bekennen dat ik haar bewonder om wat zij in die tweeënzestig jaar allemaal gepresteerd heeft. Samen met mijn vader werkte zij fulltime in hun buurtsuper. En met succes. “Meneer en mevrouw Nido” waren een begrip in de wijk. Meneer Nido zou het zonder mijn moeder nooit gered hebben. Naast het werken in de winkel runde zij het gezin met vier kinderen en zorgde zij er met mijn vader voor dat mijn zus, broers en ik een onbezorgde jeugd hadden. Mijn oma, haar moeder, was al vroeg weduwe en kwam bij ons in de straat wonen. Nog voordat het woord in de Dikke van Dale werd opgenomen, was mijn moeder al mantelzorger. Het was mijn moeder die ervoor zorgde dat er een vakantiehuisje kwam in ’s Gravenzande. Zo wist ze te voorkomen dat er ook op zondag nog even gewerkt zou gaan worden. Op zaterdagavond naar de kust en op zondag weer terug. Het waren mooie tijden. Als er moeilijke beslissingen genomen moesten worden, hakte mijn moeder de knopen door. Zij kon dat.


Ik ben tevreden met de trekjes die ik van mijn vader heb hoor, maar iets meer van mijn moeder had ook wel fijn geweest. Zij was echt goed!